de laagste klasse der gewervelde dieren. Het zijn waterdieren die door kieuwen ademhalen.
Hun lichaamstemperatuur is veranderlijk, d.w.z. afhankelijk van de temperatuur der omgeving. Zij zijn meestal met schubben bedekt. Bijna alle vissen leggen eieren (kuit), er zijn echter ook eierlevendbarende vissen. De voortbeweging geschiedt door de staart en staartvin. De gepaarde borsten buikvinnen dienen tot stuur. Het skelet van de vissen is kraakbenig (haaien, roggen) of benig (beenvissen).
De longvissen in Zuid-Amerika, Afrika en Australië ademen gedurende de droge tijd door middel van hun zwemblaas, in de regentijd door hun kieuwen. De skeletdelen van de beenvissen worden graten genoemd.