Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Gepubliceerd op 03-12-2020

tandformule

betekenis & definitie

De volwassen mens heeft tweeëndertig tanden en kiezen. Ze zijn bevestigd in holten (kassen) van boven- en onderkaak.

In elke kaakhelft staan twee snijtanden, beitelvormig, om het voedsel te snijden. Deze functie is echter door de beschaving voor het grootste deel overgegaan op mes en vork; een hoektand, kegelvormig, die bij dieren voornamelijk als wapen dient; 2+3 kiezen (twee „valse” en drie „ware”) om het voedsel te malen. De valse kiezen zijn kleiner en hebben minder wortels dan de ware en komen ook voor in het melkgebit; de ware komen te voorschijn na de tandwisseling, ongeveer na het zevende levensjaar. De laatste ware kiezen, de „verstandskiezen”, komen te voorschijn tussen het achttiende en dertigste levensjaar. Het blijvende gebit komt in de plaats van het melkgebit, dat slechts twintig tanden en kiezen bevat. De tandformule van het melkgebit:B (2 + 1+2) + (2 + 1+2)

= 20 O (2 + 1+2) + (2 + 1+2)

v s h h s v De tandformule van het blijvende gebit:

B (3+2 + 1+2) + (2 + I+2+3) = 32 o (3+2+1+2) + (2+1+2+3) 32 w v s h h s v w B = bovenkaak, O = onderkaak, h = hoektand, s = snijtand, v = valse kies, w = ware kies.

< >