Encyclopedie voor Zelfstudie

drs. L.A. Beeloo (1981)

Gepubliceerd op 03-12-2020

sluis

betekenis & definitie

waterbouwkundige inrichting die in waterlopen en kanalen is aangelegd om het hoogteverschil van het water te overwinnen. Dit kan nodig zijn bij het verschil in terreinhoogte, maar in het waterrijke Nederland vooral vanwege het ingewikkelde systeem van afwatering, waarbij verschillende waterpeilen voorkomen.

Ook kan het hoogteverschil van eb en vloed bij riviermonden en havens een sluis noodzakelijk maken. Er zijn vele soorten van sluizen, b.v. uitwateringssluizen, keersluizen, spuisluizen. De bekendste vorm is de schutsluis voor het doorlaten van schepen. Ze bestaat uit een voorhaven met geleidewerken aan beide zijden (boven en onder) van de sluis en uit de schutkolk, die aan het boven- en aan het ondersluishoofd met een sluisdeur (draaideur, hefdeur of roldeur) kan worden afgesloten. De kolk is een uit gewapend beton vervaardigd bassin, waarvan de grootte vooral in zeekanalen (b.v. Noordzeekanaal, Panamakanaal) en bij haventoegangen zo enorm is dat ook de grootste schepen er zonder gevaar kunnen binnenlopen.

Om een schip te schutten brengt men het water in de kolk eerst op het niveau van de voorhaven, waarin zich het schip bevindt. Dit geschiedt vaak door het openen van een schuif in de sluisdeur of door een omloopriool in de sluismuur. Vervolgens opent men de deur, en het schip vaart de kolk binnen, waar het wordt vastgelegd. Dan sluit men de deur weer en laat men via de andere deur het water in of uit de kolk lopen, totdat de waterhoogte in de kolk overeenkomt met die van het vaarwater waarin het schip zijn vaart zal vervolgen. Na het openen van de deur is dan de vaart vrij.

< >