het onderling afwijken van de oogassen. Scheelzien kan ontstaan door afwijking in de oogspieren en hun zenuwen.
Vaak is het scheelzien een aangeboren afwijking en ontstaat het tussen de leeftijd van drie maanden en twee jaar. Het scheelzien berust op een gezichtszwakte van één oog. Het kind leert weldra het beeld van één oog uit te schakelen, waardoor het scheelziende oog door ongebruik slechtziende wordt. Men noemt dit ook wel een „lui oog”. De behandeling moet zo vlug mogelijk plaatsvinden. Vaak is een operatie noodzakelijk.