1. een gebergte in Voor-Azië aan de kust van de Middellandse Zee, tot 3066 m
hoog. De toppen der bergen zijn ’s winters met sneeuw bedekt. Vandaar de naam: Libanon betekent wit gebergte. Vroeger was het met cederwouden bedekt;
2. een republiek aan weerszijden van het gelijknamige gebergte, groot io 394 km2, met ruim 3 milj. inwoners. Tot 1943 was Libanon een deel van het Franse mandaatgebied Syrië. Sedertdien is het zelfstandig, maar nog lang geen eenheid. Burgerstrijd tussen christelijke en islamitische bevolkingsgroepen beheerst de staatkundige situatie. De kustvlakte en de rivierdalen zijn zeer vruchtbaar. Daar worden tarwe, zuidvruchten en olijven gekweekt en zijderupsen geteeld. Uitvoerprodukten: zijde, zuidvruchten en tapijten. De havens van Libanon winnen steeds meer aan betekenis als overslagplaatsen voor de aardolie uit het Middenoosten. In Tripoli eindigt de oliepijpleiding uit Irak, in Sidon de Transarabische pijpleiding. De hoofdstad is Beiroet.