lossen meestal goed in water op. Kaliumhydroxide (KOH) is een sterke base; zie ook kaliloog.
Kaliumzouten worden voor vele doeleinden gebruikt; sommige vindt men in de natuur. Kaliumbromide (KBr) werkt zenuwstillend; kaliumchloride (KCl) komt in de natuur voor; het is een grondstof voor kunstmeststoffen; kaliumjodide (KJ) is een geneesmiddel; zie ook jodiden. Kaliumchloraat (KCl03) ontwikkelt bij verwarming zuurstof. Het is een oxydatiemiddel dat b.v. in lucifers wordt gebruikt. Door de wrijvingswarmte bij het afstrijken geeft het zuurstof af aan de brandbare stoffen (zwavelverbindingen in de kop en rode fosfor van het strijkvlak van de doos), die daardoor gaan branden. Het is een gevaarlijke stof.
Kaliumnitraat, kalisalpeter (KNOs) wordt bij de fabricage van buskruit en vuurwerk gebruikt omdat het geen water aantrekt, wat natriumnitraat wel doet. Men maakt het uit natrium-nitraat en kaliumchloride. Kaliumcarbonaat (KJC03) dankt de naam potas aan een oude bereiding uit houtas, waarin het voorkomt. Deze as trok men met water uit; de ontstane oplossing werd in ijzeren potten ingedampt. Kaliumcarbonaat zette zich dan als vaste stof af. Thans maakt men het langs scheikundige weg. Het wordt gebruikt bij de bereiding van zeep, glas, bloedloogzout, enz.
Kaliumpermanganaat (KMn04) is een oxydatiemiddel dat in de analytische chemie veel wordt gebruikt. Het werkt ook desinfecterend; daarom dient een oplossing ervan als gorgeldrank.