Bij een draaimolen legt tijdens één omwenteling een punt aan de buitenkant een grotere afstand af dan een punt aan de binnenkant. Beide hebben dan echter een gelijke hoek van 360° afgelegd.
Men zegt daarom dat beide punten gelijke hoeksnelheid hebben. Onder hoeksnelheid verstaat men dan bij een cirkelvormige beweging de verhouding van de hoek waarover gedraaid is en de tijd die daarvoor nodig was. Tegenstelling: lineaire snelheid (wegsnelheid).