volgens het nieuwe Testament en de leer der christelijke Kerk een totale afwezigheid van God. Deze begint al in dit leven, maar wordt voor velen pas ten volle openbaar in het leven na de dood.
De uiterlijke vormen zijn geween en tandengeknars wegens het zelfverwijt der veroordeelden, omdat zij zichzelf tijdens hun leven uitgesloten hebben van het door God aangeboden heil. De bijbel kan deze toestand slechts in beelden schilderen. Hij stelt de hel voor als een verzengend vuur, een steeds knagende worm of als een plaats van totale duisternis. Het woord „hel” is door de christenen van onze streken vroeger overigens ontleend aan de Germaanse mythologie, waarin het de benaming was voor een der dodenrijken. Ook werd de heerseres der onderwereld en de godin van de dood door de Germanen Hel genoemd.