is een graansoort die niet zulke hoge eisen stelt en al sinds de Bronstijd wordt verbouwd. Zij gedijt goed in een vochtig klimaat en verdraagt geen strenge kou; ze
wordt daarom als zomerkoren verbouwd.
Zij dient vooral als voer voor paarden.
Een deel van de haver wordt gepeld en geplet en dient zo als havermout ook tot voedsel voor de mensen.