meetinstrument voor zwakke elektrische stromen. Vroeger gebruikte men daartoe een naaldgalvanometer, waarbij de meting berust op de afwijking die een magneetnaald door de elektrische stroom krijgt.
Tegenwoordig gebruikt men een draaispoelgalvanometer. Een lichte spoel hangt aan een zijden draad tussen de polen van een sterke magneet. De spoel, waarop een wijzer is bevestigd, zal, als er stroom door gaat, ten gevolge van het magnetisch veld gaan draaien. De draaiing is rechtevenredig met de stroomsterkte, zodat de uitslag van de wijzer de stroomsterkte aangeeft. Soms gebruikt men in plaats van een wijzer op de spoel een spiegeltje, waarop men een lichtstraal laat vallen. Draait de spoel, dan zal de teruggekaatste straal een afwijking krijgen. Uit deze afwijking valt dan de sterkte van de stroom af te leiden.