Eeuwig noemt men datgene wat altijd blijvend (tijdloos) is en niet, zoals het aardse en het tijdelijke, ontstaat en vergaat. In deze betekenis zegt men dat God eeuwig
is. Van een mens zegt men dat hij het tijdelijke met het eeuwige heeft verwisseld, waarmee men wil uitdrukken dat met de dood niet „alles uit is”. Onder eeuwig leven verstaat men het leven van het komende, nieuwe tijdperk, dat door de komst van Christus reeds nu in aanzet is begonnen (vgl. Joh. 17:3).