Hiertoe behoren vele stoffen die in de natuur voorkomen of die economisch en technisch belangrijk zijn: calciumbicarbonaat; zie bicarbonaat. Calciumcarbide (CaC2), carbid.
Dit wordt bereid door cokes en ongebluste kalk sterk te verhitten. Met water levert het acetyleen. Als men carbid in stikstof verhit krijgt men kalkstikstof, een kunstmeststof. Calciumcarbonaat (CaC03) (koolzure kalk) komt voor in kalksteen, marmer, kalkspaat en schelpen. Ongebluste kalk bestaat uit calciumoxide (CaO), en wordt bereid door kalksteen of schelpen sterk te verhitten („branden”); met water maakt men hieruit gebluste kalk, die uit calciumhydroxide (Ca(OH)2) bestaat en in metselspecie gebruikt wordt. Kalksalpeter, een kunstmeststof, is calciumnitraat (Ca(NOs)2).
Gips bevat calciumsulfaat (CaS04). Het komt in de natuur voor. Voorzichtig verwarmd gips kan weer water opnemen en dan weer hard worden. Men gebruikt gips o.a. voor het maken van gipsafgietsels en gipsverbanden.
