Jacobus (1757-1786), aanvankelijk bakkersknecht, studeerde later theologie. Hij was fel patriottisch en vaderlands dichter in „Vaderlandsche Gezangen van Zelandus” (zijn pseudoniem).
Hij streefde naar literaire vernieuwing door vermindering van rijm (blanke verzen) en kernachtiger zegging. Zijn soms wat opgeschroefde bezieling brengt hem herhaaldelijk tot sentimentaliteit, b.v. in „Roosje”.