Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Gepubliceerd op 11-07-2022

Zaag

betekenis & definitie

z.n.m. - Lange platte yzeren strook, waarvan de eene zijde getand is, en dienende om voorwerpen van hout of steen zuiver te verdeelen. Zie Handzaag, spanzaag, Kraanzaag, Raamzaag, Schrobzaag, Trekzaag.

Volgends het sprookjen hadden de schepen der kruisvaarders (waarvan de afbeeldsels nog in de groote kerk te Haarlem hangen) zagen aan den boeg, waarmede zij de kettingen, by Damiate gespannen, afzaagden.

< >