Zeemans woordenboek

Jacob van Lennep (1865)

Gepubliceerd op 11-07-2022

Lucht

betekenis & definitie

z.n.v.

1. Hoofdstof, wier inademing den mensch onmisbaar is om te leven. Lucht maken (de lucht door het openen van luiken, deuren of ramen, in een bedompte plaats doen binnen dringen).
2. Zwerk, uitspansel. Betrokken lucht. Dikke, verstopte lucht. Heldere lucht. Mistige lucht. De lucht staat naar regen (er zal regen komen).
3. Wolk, bui. Er hangen zware luchten.
4. Ruimte tusschen de deelen van een scheepsromp. De luchten opvullen.

Luchten tusschen de wegers.

< >