Definities van Zeemans woordenboek in de Ensie G
- Gaande houden
- Gaande raken; gaande zijn
- Gaande weg
- Gaandery
- Gaarboord
- Gaard
- Gaffel
- Gaffelval
- Gaffelzeil
- Galeas
- Galei
- Galeiroeiers
- Galeiwolf
- Galery
- Galg
- Galjas
- Galjoen
- Galjoot
- Gallen
- Galoëtte
- Gang
- Gang (gebroken)
- Gangboord
- Gangmeter
- Gangspil
- Ganzevleugel
- Garen
- Garenwinder
- Garnaal
- Garnaatjens
- Garneeren
- Garneering of garniering
- Gassefat
- Gat
- Geboeid
- Geborgen
- Gebrast
- Gebruikt
- Gebust
- Geer
- Geerd
- Gei
- Geien
- Gein
- Geitouw
- Geitouwblok
- Gek
- Geklucht
- Gekstok
- Geleide
- Geleivloot
- Gelijk
- Gemeerd
- Geraamte
- Gescheept
- Geschoofd
- Geschut
- Geschutdek
- Geschutgang
- Geschutleng
- Geschutooren
- Geschutpark
- Geschutpoort
- Geschutrol
- Geslurpt
- Gesmoord
- Gespat
- Gespekt
- Gestopt
- Gestrand
- Gestreken
- Gestropt
- Geswindpijpjen
- Getij
- Getuigd
- Geul
- Geus
- Geusjen
- Geuzen
- Geuzestok
- Gewaarborgd
- Gezeegd
- Gezicht (in ’t)
- Gezond
- Giek
- Gier
- Gieren
- Giering
- Gieten
- Gieter
- Gig
- Gij, gijn, gijen
- Gijk
- Gijpen
- Gillen
- Gilling
- Gissing
- Glas
- Gods genade (op)
- Goederen
