z.n.m. - (veroud.) Afwezigheid van den stroom, waardoor men niet vorderen kan: stroom tusschen volle en nieuwe maan, als ’t water minst wast: ook tusschen eb en vloed.
Zie doodtij.
Spreekwijze: tIs er doodstroom (er is geen handel, geen beweging, er valt niets voor).