Lexicon van de Yoga

Helen Knopper (1976)

Gepubliceerd op 17-08-2020

VIVEKANANDA, SWAMI

betekenis & definitie

[1863-1902], geboren onder de naam Narendra Nath Datta, de meest begaafde leerling van Ramakrishna. Driftig, eerzuchtig en in hoge mate intelligent, geboren voor het leiderschap, geraakte hij onder de invloed van de veel zachtmoediger Ramakrishna.

Toen v. voor het eerst met Ramakrishna in contact kwam, was hij nog nauw verbonden met de Brahmo Samaj [een groep intellectuelen, die onder leiding van Keshab Sen de Upanishads bestudeerde] en hechtte hij geen geloof aan Advaita. Ramakrishna dwong v. hem voor te lezen uit de Ashtavakra Gita, maar v. zei dat het een zonde was te zeggen dat een mens God was. Hoofdstuk 2:11 komt de westerling dan ook als blasfemie voor: 'Wonderbaarlijk ben ik, ik buig mij in eerbied en verering voor mijn Zelf, dat geen verval kent en zelfs de ondergang der wereld overleeft, ook al werd alles van Brahma tot een graszode vernietigd.' Het 'ik' in dit vers is echter genendele wat wij onder het Ego verstaan. [Zie: Ashtavakra-Gita.] v. legde later sterk de nadruk op Advaita en zei dat het de godsdienst van de toekomst zou worden. Na de dood van zijn leermeester in 1886 stichtte Naren de Ramakrishna-Orde, die zich over de hele wereld heeft uitgebreid. In 1893 werd in Chicago het 'Wereldcongres van Godsdiensten' gehouden en als vertegenwoordiger van het Hindoeïsme trok v. er heen. Zijn speech werd een weergaloos succes en al gauw veranderde hij van onbekende Swami in één van de meest vooraanstaande en bekende figuren van Amerika.

Overal hield hij lezingen en vormde studiegroepen. Hij stierf op 4 juli 1902 en al maanden tevoren had hij al zijn zaken afgerond voor zijn kosmische vertrek. Nadat hij nog les gegeven had in het Sanskriet en een lange wandeling gemaakt, trok hij zich 's avonds in zijn kamer terug. Na een uur gemediteerd te hebben, haalde hij tweemaal diep adem en ging in Mahasamadhi.

< >