groot ]nana-yogi en commentator van de Bhagavad Gita en Advaita. Wanneer hij precies is geboren, weet niemand zeker, maar men houdt het op 788 AD.Van zijn sterfdatum is evenmin iets bekend, maar volgens overlevering is s. 32 jaar geworden.
Zijn geboorteplaats was Kaladi, een klein dorp in de staat Kerala. Volgens de historische traditie toog S. op achtjarige leeftijd naar het Noorden, om een Guru te zoeken. Hij vond hem in de persoon van Govinda Bhagavatpada, discipel van Gaudapada, die in een grot leefde. Deze guru gaf s. de officiële Diksha in Sannyasa. Ten tijde van s.' verblijf in de Ashram van Bhagavatpada gebeurde er een mirakel. De rivier de Narmada trad buiten haar oevers en bedreigde de dorpen die aan beide oevers lagen.
S. dwong, door middel van een Mantra, het water terug te gaan en redde op die manier alle dorpelingen van de verdrinkingsdood. De wijze Atri had voorspeld, dat degene, die deze watervloed zou weten te stoppen, de juiste persoon zou zijn om een commentaar te schrijven op de Brahma-Sutra. Guru Govinda wist dit en zond s. derhalve naar Kasi [Benares], om aldaar de betekenis uit te leggen van niet alleen de Brahma-Sutra, maar ook nog van de Gita en de Upanishads. En het was in Kasi, dat s. zijn eerste discipelen kreeg. s. had talloze felle debatten te voeren, om zijn Advaitastandpunt te verdedigen. Beroemd is het dispuut tussen s. en Mandana, terwijl de laatste de leer van Mimamsa verdedigde, één van de zes filosofische systemen. [Zie: Samkhya]. Mimamsa zegt o.a. dat Karma, of handeling, het doel van de Veda is, terwijl de Vedanta [s’uitgangspunt] leert, dat de relatie [of liever eenheid] tussen Brahman-Atman de spil van de heilige schrift is, waar alles om draait.
Dagenlang ging de discussie door tussen die twee. Maar na tal van bovenzinnelijke evenementen bleken de argumenten van s. doorslaggevend en begon hij aan zijn rondreizen door India om de boodschap te brengen dat God en de menselijke ziel één en onafscheidelijk zijn en dat Brahman één en onveranderlijk is, maar dat verschillende individuen Hem bij verschillende namen kunnen aanroepen en in verschillende gestalten aanbidden. Het is s.' grote verdienste geweest dat hij de eenheidsgedachte omtrent het goddelijke heeft weten te handhaven, terwijl hij tevens die eenheidsgedachte als fundament van de diverse leerstellingen aan het licht wist te brengen. In zijn 'Hymne aan Hari' verklaart s.: 'Mijn ziel looft Hari, Vernietiger van de duisternis van het Samsara, de Enige Werkelijkheid, Die, door de grote verscheidenheid aan intellect, in talloze gedaantes wordt gezien, als Brahma, Vishnu, Rudra, Agni, Surya, Indra, Vayu en het Offer.' De essentie van iedere religie is dezelfde, maar de manier waarop er uitdrukking aan wordt gegeven, verschilt alleen. De werken van s. worden gekarakteriseerd als lucide en diepzinnig en de kwintessens van zijn filosofie legt s. zelf als volgt in het kort neer: 'De Absolute Geest is werkelijkheid; de wereld der verschijningen is illusoir; de zogenaamde individuele ziel is zelf het Absolute en niets anders dan Dat.'