Vemen zijn typisch Amsterdamse instellingen ten behoeve van de handel. Het waren vanouds een soort vennootschappen (veynoot = veemgenoot) van 5 tot 9 werklieden, die werkten aan De Waag* en in de pakhuizen* van de kooplieden. Zij onderscheidden zich al spoedig naar kleur of vorm van hun hoofddeksels (Blauwhoeden*, Klapmutsen) dan wel naar een streek of plaats (bijv. Zeeuwse, Medemblikker).
In 1616 werden de verschillende verhoudingen voor de veemarbeiders die als waagdragers werkten door een keur geregeld (zie: Waagdragersgilde). Op die keur van 1616 zijn de hoofdstedelijke veembedrijven gegroeid, die tot doel hebben het ontvangen, opslaan, bewaren, bewaken, bewerken, afleveren, verzenden, controleren, wegen en meten van koopmansgoederen, het lossen en laden van schepen, het afgeven van bewijzen van opgeslagen goederen en de exploitatie van handelsterreinen en handelsinrichtingen. Dit broederschap der waagdragers heeft zich later ontwikkeld tot een groot en machtig veembedrijf.