XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Synagogen

betekenis & definitie

Synagogen - In de 16de en 17de eeuw was A. het toevluchtsoord voor joden die uit hun woonplaatsen in Portugal, Duitsland of Polen werden verdreven. Het waren twee groepen: de Hoogduitse joden of ashkenasische joden uit oostelijk gelegen gebieden en de joden uit Spanje en Portugal, de sefardische joden. Beide groepen bouwden in A. hun synagogen (= verzamelplaatsen), waar zij voor de gemeenschappelijke godsdienstoefeningen samenkwamen. Bouwkundig is de synagoge meestal een rechthoekige zaal, tweebeukig of met galerijen.

De inrichting van de synagoge heeft als voornaamste onderdelen de Heilige Ark, waarin de wetsrollen staan, de biema, een verhoogd podium midden in de synagogeruimte, vanwaar de voorlezing uit de wetsrol plaatsvindt en de amoed, de lezenaar voor de voorganger, geplaatst voor de Heilige Ark. A. had vroeger veel meer synagogen dan tegenwoordig. De voornaamste worden hierna genoemd.

LIT. J.F. van Agt, Synagogen in Amsterdam, 1974; Carel Reynders, Een arme en een deftige sjoel en een Portugese tuinsynagoge, O.A. 1981, 7; J.F. van Agt en E. van Voolen, Nederlandse synagogen, 1984; Simone Jacobus, Reinheid in een onreine stad, O.A. 1993, 288.

< >