XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Pijp, De

betekenis & definitie

Pijp, De - De Pijp, stadsdeel begrensd door Stadhouderskade, Amsteldijk, Jozef Israëlskade en Boerenwetering*. Dit gebied was voor de negentiende eeuw een dun bebouwde polder, met hier en daar een tuinderij of veehouderij, waarbij langs de Amstel en de Boerenwetering enkele uitspanningen lagen, zoals De Stadlander en De Beerebijt. Alleen langs de Zaagmolensloot* (nu Albert Cuypstraat) stonden achttien houtzaagmolens. De bebouwing van de Pijp begon in de tweede helft van de negentiende eeuw. In 1865 kocht Gerardus Adriaan Heineken* hier een stuk weiland om een nieuwe bierbrouwerij te vestigen en spoedig daarna werd de omgeving volgebouwd met woningen.

De bebouwing ten noorden van de Gerard Doustraat baseerde zich op het plan van stadsingenieur J.G. van Niftrik*, terwijl de bebouwing ten zuiden hiervan plaatsvond volgens het plan van J. Kalff, directeur van Publieke Werken. Kalff ging in zijn plan uit van de bestaande poldersloten. Hierdoor kreeg de Pijp haar bekende lange smalle straten. In de nieuwe wijk woonden behalve veel studenten ook een groot aantal dames van lichte zeden. Ook huurden verschillende schrijvers, onder wie veel Tachtigers*, hier een kamer. Herman

Heijermans*, Frederik van Eeden en Bordewijk schreven onder andere over de buurt en Eduard Jacobs* legde in de Quellijnstraat de grondslag voor het Nederlandse cabaret. De wijk werd dan ook wel het "Quartier Latin van Amsterdam" of het "Latijns Kwartier van het Noorden" genoemd. Officieel stond de wijk bekend als "Buurt YY", maar in de volksmond sprak men van "De Pijp". De herkomst van deze naam duidt waarschijnlijk op de Zaagmolensloot, een lang smal water, ook wel eens "pijp" genoemd, dat pas in 1890 volledig werd gedempt. De bebouwing in de Pijp werd in het algemeen als ongunstig beoordeeld. Alleen het gebied ten zuiden van de Rustenburgerstraat, waar vanaf 1920 door architecten van de Amsterdamse school Plan Zuid van Berlage* werd aangelegd, vormde hierop een uitzondering.

In de jaren vijftig en zestig ontstonden plannen om de oude Pijp te saneren en te herbestem- men voor kantoren en grootschalige city-activiteiten uit de binnenstad. Zo moest de Opera aanvankelijk op het Oude RAI-terrein komen. Bewoners in de Pijp, onder andere de latere wethouder Jan Schaefer*, kwamen hiertegen in het geweer. Uiteindelijk werd gekozen voor een stadsvernieuwingsaanpak die uitging van nieuwbouw en renovatie binnen het bestaande stratenpatroon. De waardering voor de Pijp nam fors toe. Met name de aanwezigheid van de Albert Cuypmarkt* met zijn vele bezoekers en internationale uitstraling, heeft de Pijp tot een levendige buurt gemaakt, waar veel mensen willen wonen.

LIT. W.F.H. Oldewelt, De Pijp, J.A. 1950, 119; R. Blijstra, De Pijp, slecht ontworpen, toch bewoonbaar, O.A. 1973, 34, 120, 142, 178; An Huitzing, De Pijp als rosse buurt, O.A. jan 1984, 14; Ton Heijdra, De Pijp, monument van een wijk, 1989; id., De Pijp, Quartier Latin van Amsterdam, 1991; id., De Albert Cuyp, geschiedenis van een bruisende markt, 1994; id., Het Sarphatipark, een oase van rust, 1994; id., Het Heinekenterrein, geschiedenis van een brouwerij, 1995; id., Geschiedenis Oude RAI-terrein, 1995; Kees van Bokkum, Een Amsterdamse mannenbroeder. Gereformeerd leven in de Pijp, O.A. 1996, 296; Ton Heijdra, De Pijp, 1997.

< >