XYZ van Amsterdam

J. Kruizinga, Gerrit Vermeer (2002)

Gepubliceerd op 22-06-2018

Onze Lieve Vrouwekerk

betekenis & definitie

Onze Lieve Vrouwekerk - De Onze Lieve Vrouwekerk, Keizersgracht 220, gesticht als kapel bij het klooster van de paters Redemptoristen (leden van de Orde van de Allerheiligste Verlosser), ingewijd 5 november 1850. De eerste steen werd gelegd op 18 april 1853. De kerk, die op 21 november 1854 in gebruik werd genomen, is van grote cultuurhistorische betekenis. Zij werd ontworpen door Th. Molkenboer (1796-1863) en geldt als vroegste voorbeeld van een op de tiende-eeuwse Franse gotiek geïnspireerde kerk in Nederland.

De inventaris, de decoratie en het rijk gedocumenteerde archief geven een weerspiegeling van de emancipatie van de roomskatholieken en hun kunst. Het Onbevlekte Hart van Maria, zoals de kerk ook wel genoemd wordt, is een driebeukige kruiskerk. Opvallend zijn het hoogaltaar uit het atelier van W. Mengelberg (1881) en de eikenhouten, gebeeldhouwde preekstoel (1859). Treffend zijn de muur- en plafondschilderingen en de gebrandschilderde ramen, afkomstig uit de ateliers van F. Nicolas (Roermond). Het orgel is een monument op zich en staat op de lijst van belangrijke orgels in A.

Door de terugval van het godsdienstige leven van de rooms-katholieken moesten de Redemptoristen hun werkzaamheden aan de Keizersgracht beëindigen. In 1984 werden zowel klooster als kerk gekocht door de Syrisch-orthodoxe Kerk, die de Onze Lieve Vrouwekerk openstelde voor rooms-katholieke erediensten. Daardoor kreeg de kerk een extra dimensie. Sindsdien wordt zij gebruikt door de katholieke gemeenschap, de Syrisch-orthodoxe Kerk en de Surinaamse katholieken. In 1996 werd zij gerestaureerd door het architectenbureau Rappange. De kosten bedroegen ongeveer zes en een half miljoen gulden, die door de drie kerkgenootschappen (op bijna 5 miljoen rijkssubsidie na) bijeengebracht werden.

LIT. Dr. Herman Teule, Syrische Christenen in Europa, 1994, 15; Michel M. Bakker, Onze Lieve Vrouwekerk, Een herboren monument aan de Keizersgracht, 1998.

< >