Krantenwijk - De Krantenwijk, aan de N.Z. Voorburgwal tussen de Martelaarsgracht en de Sint Luciënsteeg, werd voor de Tweede Wereldoorlog niet zonder trots "Fleet Street" genoemd. Dit naar voorbeeld van de straat in Londen waarin de voornaamste Engelse dagbladen hun bureaus hadden. Er is veel veranderd sinds Caspar van Hilten* in het begin van de 17de eeuw als eerste courantier in heel West-Europa zijn eerste kranten uitgaf in deze buurt. Als adres gaf hij op *'t Amsterdam bij Joris Veseler aan de Zuyder Kerck in de Hope".
Zijn concurrenten collega Broer Jansz.*, redacteur van "Tydinghen uyt Verscheydene Quartieren", gaf omstreeks 1620 zijn eerste kleine krant uit. Deze "oorlogscorrespondent" noemde zich "oud courantier in het leger van Zijne Princelijke Excellentie" (prins Maurits). Hij vestigde zich in de Brouwerije van de Hoybergh, de plaats waar nu Die Port van Cleve* is. In de loop van de jaren vestigden zich aan of bij de N.Z. Voorburgwal twintig dag- of weekbladen, die nu allemaal elders hun tenten hebben opgeslagen of ter ziele zijn gegaan. Het waren: Het Vliegend Blad van Amsterdam, Het Volk, Het Vrije Volk, De Standaard, De Tijd, De Nieuwe Dag, De Telegraaf, De Courant-Het Nieuws van den Dag, De Echo, het Nieuwsblad van Nederland, het Algemeen Handelsblad, Het Parool, Trouw, de Volkskrant, De Waarheid, de Maasbode, de Nieuwe Rotterdamse Courant, het Algemeen Dagblad en Het Financieele Dagblad (zie ook de meeste van deze kranten afzonderlijk). Vele jaren was de N.Z. Voorburgwal het journalistieke centrum. Pas in 1964 kwam hierin verandering, toen Het Parool naar de Wibautstraat verhuisde, gevolgd door Trouw en de Volkskrant. De journalistiek drukte haar stempel op "Fleet Street".
Hier waren de vaste journalistencafés (o.a. Scheltema) en de kantoren van binnenlandse en buitenlandse persbureaus. In de Tweede Wereldoorlog was de krantenwijk dood; de bezetter maakte de pers tot zijn apparaat. Na de oorlog is zij herrezen, maar op een wijze die aanvankelijk weinig verheffend was. Er ontbrandde een felle strijd tussen de "oude" dagbladondernemingen, die, gezuiverd, weer wilden gaan draaien en de "nieuwe", die, voortgekomen uit illegale bladen, hun recht ook als legaal blad opeisten. Er is ook een felle strijd geweest tussen journalisten die tijdens de bezetting hadden doorgewerkt en journalisten die gezwegen hadden en tussen hen en de nieuwe journalisten van de ex-illegale pers. In die strijd hebben enige dagbladen het leven gelaten. A. heeft zijn plaats als centrum van de Nederlandse journalistiek behouden. De stad kende in het verleden vele bekwame en consciëntieuze journalisten, wier werk grote invloed had op volk, stadsbestuur en landsregering, zoals
P.L. Tak*, De Koo*, Kuyper*, Troelstra* en Gorter*).
LIT. J. Wagener, Kranten van de Nieuwezijds, O.A. 1977, 152, 188, 238 en 314; M. Schrei- der, J. Hemels, De Nederlandse krant 1618-1978, 1979; Gerard Mulder, Hugo Arlman en Ursula den Tex, De val van de Rode Burcht, 1980; Lambiek Berends, Het Parool 1940-1990, 1990.