Keizerskroon (I) - A. is de stad onder de keizerskroon. Dat moge ons tegenwoordig niet veel meer zeggen, in de late Middeleeuwen was men hier trots op, want dit was een teken van grote uitverkiezing boven vele andere steden. Ook later nog hielden de patriciërs de keizerskroon in ere. Rust de keizerskroon niet op de hoogste toren van de stad, de Westertoren* Maximiliaan van Oostenrijk (1459-1519) was regent voor zijn zoon Filips, de latere Filips de Schone. Als zodanig reisde hij regelmatig het grafelijk gebied rond om recht te spreken en belasting te innen.
Toen hij in 1482 in Den Haag ernstig ziek werd, beloofde hij bij herstel een bedevaart te maken naar de Heilige Stede* in A. Hij werd voor de financiële hulp tijdens de Hoekse en Kabeljauwse twisten vorstelijk in A. ontvangen. Hij herstelde bovendien. Als dank schonk hij in 1489 de stad het voorrecht de "Crone van ons Rijcke" te dragen. Toen hij in 1508 de titel Rooms-Keizer mocht voeren, werd zijn wapen in zijn hele rijksgebied met het keizerlijke hoofddeksel gesierd. Het is echter niet deze kroon die de Westertoren siert. Dat is de kroon van Rudolph II, die van 1579 tot zijn dood in 1612 Duits keizer was. Deze kroon werd in 1602 vervaardigd in de keizerlijke hofwerkplaats en diende als voorbeeld voor de kroon op de Westerkerk, die er in 1639 werd geplaatst. Hoewel de keizerskroon van Maximiliaan niet meer bestaat, is die van Rudolph II nog te bewonderen in de schatkamer van de Alte Hofburg in Wenen.
Hij wordt aldus omschreven: "Diadeem met fleurons, beugel en kruis, alles van goud en rijk bezet met robijnen, smaragden en bergkristal. Langs alle randen grote en sinds 1945 redacteur van Ad Interim en medewerker aan de Groene Amsterdammer*. Hij was medeauteur van "Marionetten" (1925) en schreef samen met Anton van Duinkerken "Poëzie uit den Pruikentijd" (1937). Van zijn romans noemen we "Jan Steen", "De vos en zijn staart", "Baccarat" en "De dans van jonge voeten". Met Halbo Kool publiceerde hij een bloemlezing uit de minnepoëzie, "De Liefde zingt" (1941). In 1948 verscheen van hem "De Nederlandse Poëzie van haar oorsprong tot heden". Naast vele kritische studies schreef hij in 1959 het toneelstuk "De zwarte bruid". Kelk, die enkele jaren getrouwd was met Fanny de Jong (zie hierna), schreef ook onder het pseudoniem Thomas Beker.