Binnengasthuis - In de Nes werd, omstreeks 1492, gebouwd het "Sinte Peeter Gast- ende Pesthuuse" (ter hoogte van het Sint Pieters- poortje*) met de Bajert*, een zwerverslogies, waarboven het rijmpje: "Drie nachten langer niet herbergh ick, die 't behoeft en hou de vierde uyt de scoisters ent gheboeft". Na de Alteratie* van 1578 werd het gasthuis overgebracht naar de voormalige kloosters van de "Oude en Nieuwe Nonnen" aan de Grimburgwal. Ook het O.L. Vrouwegasthuis van de Nieuwendijk werd hierheen gebracht. Een gasthuis was oorspronkelijk niet bedoeld voor het opnemen van zieken, maar van zwervers.
In 1586 werd er echter een ziekenhuis bijgebouwd, het soldatengasthuis, in 1641 door een Engelsman een van de beste instellingen van de wereld genoemd. Ook de ziekenzalen voor de burgerij werden steeds uitgebreid en in 1686 stelden de burgemeesters uitdrukkelijk vast dat het gasthuis uitsluitend ziekenhuis zou zijn. In de praktijk bleef het echter nog lang een tehuis voor vreemdelingen. Zieken die geld hadden, moesten ƒ 3,- per week betalen. Herstellenden die mochten uitgaan, kregen een loden penning mee, "het loodje van mooi weer". De naam Binnengasthuis ontstond, nadat in 1635 ook een Buitengasthuis werd gebouwd, buiten de wallen, waar de pestlijders geïsoleerd werden (zie: Pesthuis). In de tweede helft van de 18de eeuw onderging het Binnengasthuis vele veranderingen; aan de inrichting werd o.a. een brouwerij verbonden, die in 1775 opgeheven is. De zieken kregen echter nog bier tot 1820. In 1828 werd de Klinische School in het Binnengasthuis gevestigd. Enige tientallen jaren daarna ontstond wat lang geheten heeft de "gasthuiskwestie".
De nog steeds middeleeuwse gebouwen behoefden nl. dringend vernieuwing; de inrichting was bij haar tijd ten achter. In 1875 kwam de nieuwe afdeling voor kraamvrouwen gereed, maar die voldeed allerminst. In 1881 werd een gemeentelijke commissie tot onderzoek naar de toestanden in de gasthuizen ingesteld en daarna is er veel verbeterd, vooral ook ten aanzien van het verplegend personeel, dat daarvoor uit lieden van laag allooi bestond. Het was dan ook geen wonder dat het woord "gasthuis" in de volksmond een zeer slechte klank had en er, vooral onder de kleine burgerij, een heilige angst voor het ziekenhuis was. Die werd in de 20ste eeuw overbodig. Hoewel het Binnengasthuis niet bepaald modern genoemd kon worden, werden de inrichting en hulpmiddelen jaar na jaar verbeterd. Het poortje, de Gasthuispoort, moet oorspronkelijk in 1603 zijn gebouwd, maar het kreeg in 1732 de gedaante, waarin wij het nu kennen. Het vertoont het wapen van de stad, waaronder het woord "Gasthuys".
De beelden aan weerszijden, voorstellende een zieke man en een zieke vrouw, zijn van Jan Logteren* en dateren van 1736. Er is nog een klein poortje, waarin het woord "gasthuis" gebeiteld staat, nl. de oorspronkelijke doorgang van de Rokinzijde naar het gasthuishof, het pleintje met de kleine huisjes, die door het gasthuis werden verhuurd (vroeger kloosterhof van de Nieuwe Nonnen). Er was reeds anderhalve eeuw gesproken over verplaatsing van het BG, zoals dit gasthuis populair werd genoemd. Op 24 juni 1981 was het zo ver dat het BG verhuisde naar de Bullewijk, tussen de Bijlmermeer en Abcoude (AMC*). Het oude BG-terrein heeft voor 60% een universitaire bestemming gekregen. Het overige deel werd bestemd voor de Theaterschool, nieuwe woningwetwoningen en de verbouwing van de bestaande panden voor een- en tweepersoonshuishoudens. De eerstehulppost, waar jaarlijks 21.000 personen gebruik van maakten, is verplaatst naar het G.G. en G.D.-gebouw.
LIT. G. Hellinga, Geschiedenis van het Sint Pieters- of Binnengasthuis, 1930; Het gasthuispoortje, M.A. oct. 1948, 127; ir. R. Meischke, De geschiedenis van het terrein van het St. Pieters- of Binnengasthuis te A., Bulletin Kon. Ned. Oudheidkundige Bond 1955, 50; Ziekenhuisbouw Amsterdam, Ned.
Symposium apr. 1964; H.J.M. Roetemeijer, Het Binnen Gasthuis, O.A. 1970, 198 en 226; prof. dr. D. de Moulin, dr. I.H. van Eeghen, R. Meischke, Vier Eeuwen Amsterdams Binnengasthuis, 1980; F. Tange.a., Amsterdamse gasthuizen vanaf de middeleeuwen, 1994.