Ajax (I) - De "Amsterdamsche Football Club Ajax" werd 28 maal kampioen van Nederland, won 15 maal de KNVB-beker, 4 maal de Europese beker voor landskampioenen, eenmaal die voor bekerwinnaars, eenmaal de UEFA Cup, en tweemaal de Wereldbeker. Bovenaan het briefpapier prijkt het logo van Ajax, het in de jaren negentig gemoderniseerde hoofd van de dappere zoon van koning Telamon van Sa- lamis. De club werd waarschijnlijk in het voorjaar van 1894 opgericht door een groepje leerlingen van de HBS aan de Weteringschans, waaronder Han Dade, eigenaar van de bal, en Floris Stempel, de eerste voorzitter. De club speelde op een stuk grasveld aan de Amstelveenseweg, waar later het Haarlemmermeerstation zou verrijzen. Enige tijd later verhuisde de club naar een terrein onderaan de Willemsbrug in het Willemspark*, dat gehuurd werd voor ƒ 15,- per 6 wintermaanden".
Het huidige Ajax werd opgericht op 18 maart 1900, en speelde zijn eerste seizoen op een terrein in de Buiksloterhampolder in Amsterdam-Noord. In 1901 verhuisde de club naar een terrein aan de Laanweg nabij de Tolhuispont. In 1907 werd die grond bebouwd en werd opnieuw verhuisd, ditmaal naar de Middenweg in de Watergraafsmeer, ter plekke van het huidige Christiaan Huygensplein. Daar vond in 1908 een fusie plaats met derdeklasser "Holland", waarbij de naam Ajax behouden bleef. Twee jaar later werd de eerste trainer aangesteld: de Ier John Kirwan, ex-prof bij Chelsea en Tottenham Hotspur. Al een jaar later promoveerde Ajax naar de eerste klasse, en werden de eerste tribunes gebouwd van wat later "het houten stadion" genoemd zou worden. Op
19 maart 1911 was rechtshalf Gé Fortgens de eerste Ajacied die in het Nederlands elftal werd opgesteld (België-Nederland 1-5). Tot begin 2000 haalden in totaal 95 spelers de nationale selectie. De kleuren rood-wit, die tot dan in verticale strepen het Ajax-shirt sierden, werden bij de promotie in de thans beroemde verdeling gerangschikt: een wit shirt met een brede rode baan aan voor- en achterkant. De zwarte broek en kousen werden in wit veranderd in 1912, respectievelijk 1972. Na degradatie in 1914 speelde Ajax drie seizoenen in de tweede klasse, maar onder leiding van Kirwans opvolger Jack Reynolds, die met enkele onderbrekingen tot 1947 trainer zou blijven, keerde Ajax al na drie seizoenen terug op het hoogste niveau. In het seizoen 1917-1918 won Ajax niet alleen het afdelingskampioenschap, maar vervolgens ook voor het eerst het landskampioenschap. Een jaar later herhaalde de club deze prestatie, zelfs zonder een enkele wedstrijd te verliezen. Befaamde spelers in deze tijd waren Wim Gupffert, Jan van Dort, Fons en Joop Pelser en vooral Jan de Natris.
Na een lichte terugval begon de club aan een gouden periode: tussen 1930 en 1940 won Ajax achtmaal de afdelings- en vijfmaal de landstitel, met sterren als Wim Anderiesen, Wim Volkers, Piet Strijbosch, "Goaltjes-Piet" van Reenen, met 273 doelpunten topscorer aller tijden van de club, en doelman Gerrit Keizer. Op 9 december 1934 werd op het terrein van de voormalige hoeve Voorland* het nieuwe Ajax-stadion geopend, een schepping van architect Daan Rodenburgh, met een wedstrijd tegen Stade Français (5-1). Aanvankelijk was slechts de hoofdtribune overdekt, de andere zittribune, bij die gelegenheid vernoemd naar Jack Reynolds, volgde in 1965, de beide staantribunes pas in 1984. Een lichtinstallatie werd in 1971 ingewijd; in 1985 werden skyboxen gebouwd ten behoeve van bedrijven en hun relaties. In 1989 kreeg de hoofdtribune de naam van Jaap van Praag, voorzitter van de club van 1963-1978. In 1954 besloot de Algemene Vergadering van Ajax zich aan te sluiten bij het zojuist gestarte betaalde voetbal, waarin het zich binnen twee jaar plaatste voor de nieuwgevormde nationale Eredivisie, met spelers als doelman Eddy Pieters Graafland, Rinus Michels en Piet van der Kuil. In 1957 en 1960 werd Ajax landskampioen, de laatste maal na
5-1 winst in een beslissingswedstrijd tegen aartsrivaal Feyenoord. In de jaren zestig ontstond een nieuw team, waarin Sjaak Swart (603 wedstrijden in Ajax-1), Bennie Muller, Henk Groot en Piet Keizer werden aangevuld met jonge spelers als Wim Suurbier, Barry Hulshoff en vooral Johan Cruijff, de Betondorper die op 15 november 1964 zijn debuut maakte in Ajax-1, en zich zou ontwikkelen tot de beroemdste voetballer die Nederland ooit kende. Onder leiding van trainer Rinus Michels haalde Ajax vanaf 1966 successen in de Europacup (tegen o.m. Liverpool, FC Nürnberg en Benfica). Na in 1969 nog de finale kansloos te hebben verloren tegen AC Milan, won Ajax in 1971 op Wembley in Londen voor het eerst de felbegeerde beker door 2-0 winst op het Griekse Panathinaikos. Met de nieuwe trainer Stefan Kovâcs werd deze prestatie herhaald in 1972 (tegen Internazionale) en 1973 (tegen Juventus), en in 1972 werd bovendien de Wereldbeker veroverd door winst op het Argentijnse Independiente. Inmiddels was het team aangevuld met jongeren als Ruud Krol, Arie Haan, Johan Neeskens en Johnny Rep. Na deze glorieperiode kende Ajax, mede door het vertrek van Johan Cruijff naar Barcelona, een mindere periode in het midden van de jaren zeventig, waaruit het zich op nationaal niveau weer snel oprichtte met spelers als Dick Schoenaker, Ruud Geels, de Denen Lerby en Arnesen en Tscheu-la Ling. Ondanks meerdere kampioenschappen bleef internationaal succes uit tot 1987, toen Johan Cruijff als trainer naar de club teruggekeerd was en zich een nieuwe ster had aangediend: Marco van Basten. Deze maakte op 13 mei van dat jaar de enige treffer in de finale van de Europacup voor bekerwinnaars tegen Lokomotive Leipzig.
Begin jaren negentig kreeg de jonge trainer Louis van Gaal het roer in handen; in 1992 slaagde hij erin de nog ontbrekende Europese beker, de UEFA Cup, te veroveren met spelers als Stefan Pettersson, Dennis Bergkamp, Danny Blind en de tweeling Frank en Ronald de Boer. Drie jaar later werd voor het eerst sinds 22 jaar weer de Europacup voor Landskampioenen veroverd, inmiddels omgedoopt in Champions League. In de finale tegen AC Milan, met in de opstelling o.m. Frank Rijkaard, Jari Litmanen, Edgar Davids en doelman Van der Sar, scoorde de 18-jarige invaller Patrick Kluivert het beslissende doelpunt. De huldiging van het elftal werd vanwege de overweldigende belangstelling verplaatst van de Stadsschouwburg naar het Museumplein, en er werd een rondvaart door de Amsterdamse grachten gehouden. In november werd Ajax opnieuw gehuldigd, nadat het in Tokio de Wereldbeker had heroverd door het Braziliaanse Grêmio na strafschoppen te verslaan. Het jaar 1996 was, ondanks de nederlaag in een nieuwe Europacupfinale tegen Juventus, een belangrijk jaar in de clubhistorie vanwege de verhuizing naar een nieuw stadion, de Amsterdam Arena*, aan de Burgemeester Stramanweg in Amsterdam-Zuidoost. In juli 1993 kreeg Stadion Amsterdam NV van de gemeente de bouwvergunning voor een sport- en evenementenstadion annex transferium (parkeergarage voor forensen).
Voor dit stadion, met 54.000 zitplaatsen, sloeg wethouder Genet op 26 november 1993 de eerste paal. De Arena werd op spectaculaire wijze geopend op 14 augustus 1996 door koningin Beatrix, waarbij echter de eerste wedstrijd, Ajax-AC Milan, voor de Amsterdammers teleurstellend eindigde in 0-3. Overigens had de naam Arena nog voor juridische problemen gezorgd met de sleep-in van die naam in de 's-Gravesandestraat. Het ontwerp van het stadion is van R.H.M. Schuurman, de uitvoering van het werk berustte bij Ballast Nedam Utiliteitsbouw en BAM Bredero Bouw. In 1998 nam Ajax de beslissing als eerste Nederlandse voetbalvereniging naar de beurs te gaan; deze aandelenemissie gaf de club een kapitaalinjectie van circa 400 miljoen gulden, en had een organisatorische splitsing tot gevolg: naast de AFC Ajax kwam er voortaan ook een AFC Ajax NV voor het zakelijke gedeelte. In maart 2000 werd het honderdjarig bestaan van Ajax gevierd met diverse activiteiten.
LIT. F.H.W. De Bruyn e.a., Ajax 1900-1950, uitgave Ajax, 1950; E. Vermeer, 90 jaren Ajax, 1990, herzien als: 95 jaar Ajax, 1995; M. van Hoof, Een mooi huis in een grote tuin (het oude Ajax-stadion), 1996; C. Berenschot e.a., Ajax, de Complete Werken, in tweewekelijkse afleveringen, 1995-1996; E. Vermeer & M. van Hoof, 100 Jaar Ajax 1900-2000, 2000; P.P. de Baar, Op een slof en een ouwe voetbalschoen, O.A. 2000,81; David Endt, Sytze van der Zee, Rob van Zoest, Ajax 1900-2000, 2000.