(19e eeuw) (sch.) een flinke regen- of hagelbui die op komt zetten. Volkse vergelijking en cliché. Ook wel: schuit met zure appelen.
• Daar komt een schip met zure appelen aan. (de Navorscher. Volume 3. 1853)
• Een scheepje met zuur-appelen, Dat zeilt er om zijn mond, Eene ouderwetsche regenbui Drijft in zijne oogen rond. (J.P. Heye, Volksdichten, ± 1860, geciteerd in WNT)
• schip mit zuurappels = regenbui als die ongewenscht overkomt; t schip mit zuurappels is an wal = de bui begint zich reeds te ontlasten, het regent al. (ZNederl. appelschip = hagelbui.) (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895)
• De boeren keken met vertrokken monden naar boven, die hadden het schip met zure appelen al langer zien aankomen. (Louis Ferron: Hoor mijn lied, Violetta. 1982)
• `Een schip met zure appelen, wie zei dat ook weer bij het zien van zo'n lucht.' (Marjan Berk: Een blonde rat, 1985)
• `Daar komt weer een schip met zure appelen aan', stelt de vrouw uit Zeeland vast. Een felle plensbui, die blijkbaar op haar aankondiging heeft gewacht, stort ter aarde. (Lisette Lewin: Een hart van prikkeldraad, 1992)
• er is weer een schip met zure appelen op komst – er komt slecht weer aan. (Eddie De Paepe: Het Hilversums dialect. 2003)
• Met een hazewindhond aan zijn zijde stond hij in een leeg landschap tegen een luchtpartij die haar vader 'een schip met zure appelen' zou hebben genoemd. (Jessica Durlacher: Emoticon. 2004)
• Als mijn vader pikzwarte regenwolken zag naderen, zei hij altijd: “Daar komt weer een schuit met zure appelen aan.” (Jaap Toorenaar: Mijn moeder zei altijd. De mooiste uitspraken van onze ouders en grootouders. 2015)