(1963) (mar.) (scheldw.) iemand van Indische afkomst. Vgl. blauwe*; rijstepikker*; slendangkikker*.
• Een van die sambalvreters kwam vanmorgen klagen, dat zijn schoenen niet goed waren gepoetst!’ (Willem Wittkampf: Nader bericht ontbreekt. 1963.)
• 'Allejezus,' gromde Wildschut. 'Gefeliciteerd, dronken sambalvreter.' (Harry Mulisch: De verhalen 1947-1977. Gepubl. 1977)
• Anders dan de talrijke hulpverlenende instanties kwam de gemiddelde Nederlander niet veel verder dan het stigma 'koloniaal' of 'sambalvreter' wanneer hij een Indischman ontmoette. (de Volkskrant, 26/10/2001)