Woordenboek van Populair Taalgebruik

Marc De Coster (2020-2025)

Gepubliceerd op 03-03-2022

sambaljekker

betekenis & definitie

(1934) (Ned.-Indië, sold.) burger.

• Hij vervoegde het bekende liedje dus in den derden persoon, maar het klonk uit zijn mond niet vroolijk, doch afkeurend. Daarbij bleef het echter niet, want de „sambaljekker" (zooals wij burgers in het leger-jargon genaamd zijn), besloot maatregelen te treffen die den soldaat voor eens en voor altijd den lust zouden ontnemen om Marie naar huis te brengen en te doen, wat daaraan vooraf pleegt te gaan. De jeugdige sambaljekker trommelde dertien fiksche knapen bij elkaar en aan het hoofd van dit leger wachtte hij zijn medeminnaar gisteravond aan het Waterlooplein, dicht bij Coen en zijn leeuw, op. (Algemeen handelsblad voor Nederlandsch-Indië, 21/02/1934)

< >