(19e eeuw) (inf.) in problemen verkeren; syn. in de puree*zitten. Al bij Harrebomée. Ook in het Engels(e slang): to be in the soup; en in het Duits (sinds 1500): in der Suppe sitzen. Vandaar: iemand uit de soep helpen.
• hij zit in de soep = is in verlegenheid; hij rakt ’r mit in de soep = hij raakt er mee verlegen, komt er mee in de war, enz. (H. Molema: Woordenboek der Groningsche volkstaal, in de 19de eeuw. 1895)
• Het toestel, de G E B IJ U, is hetzelf dc waarmee De La Cierva zelf in Parijs „in de soep" gezeten heeft — om deze luchtvaartterm voor een ongeval eens te bezigen. (Rotterdamsch nieuwsblad, 11/10/1928)
• We zitten al eerder in de soep, antwoordt de „tweede”. Aan wal nat-van-binnen, wij nat-vanbuiten. (C. Borstlap: Een schip vaart uit. 1936)
• in de soep zitten, in verlegenheid zijn. (L. Lievevrouw-Coopman: Gents Woordenboek. 1950)
• Als ik het goed begrijp, wil je die meneer Bassie uit de soep helpen.... (Piet Bakker: Kidnap. 1953)
• Hij was minstens zo nerveus als ik, constateerde ik en ineens begreep ik het. Hij zat net zo diep in de soep als ik. (Ab Visser: De chanteur en andere misdaadverhalen. 1970)