Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

HEBRON

betekenis & definitie

Hebron (hebr. hebron, volgens Noth (Josua): [plaats van] bondgenootschap), jongere naam van Kirjath-Arba (’de stad van vier’, later geïnterpreteerd als ’de stad van Arba’) dat genoemd wordt in Gn 23,2; 35, 27; Joz 14,15; 15,13.54; 20,7; 21,11; Ri 1,10; Neh 11,25, meestal met de verduidelijking ’dat is Hebron’.

Hebron was een oude en belangrijke stadstaat in het zuidelijk deel van het gebergte van Juda, ten westen van de waterscheiding, volgens Nm 13,22 zeven jaar vóór Tanis gesticht, in de voor-israelitische tijd bewoond door Enakieten (Nm 13,22; Joz 11,21 v; 14,6-15; 15, 13v; Ri 1,10). Gn 23 passim; 25,10; 49,32; Nm 13, 29 noemen de voorisraelitische bewoners Hethieten, Joz 10,3 vermeldt een (amoritische) koning Hoham.Hebron was kalebitisch bezit (Nm 13,22; Joz 15,13v; Jdc

1, 10), met een beroemd heiligdom (Mamre) en een grafstede (Makpela), waarmee de naam van de patriarchen verbonden was. De kalebitische nederzetting wordt in Joz 15,54; 20,7 bij Juda gerekend. Zij was inderdaad het voornaamste steunpunt van de uit allerlei negebitische elementen gevormde stam Juda, waar David een toevlucht vond voor Saul (1Sm 30, 31) en zich tot koning liet uitroepen (2Sm 2,1-4; 5, 1-5). In Hebron werd de aldaar met David over de aansluiting van Israël aan Juda onderhandelende Abner vermoord en begraven (2Sm 3,27.32) en de moordenaar van Isbaal opgehangen (2Sm 4,12). Toen David eenmaal zijn residentie naar Jeruzalem verplaatst had, slonk de betekenis van Hebron. Toch kon Absalom zich nog in Hebron tot koning laten uitroepen (2Sm 15,7.9). Na het schisma versterkte Rehabeam de stad (2Kr 11,5-12); na de verwoesting van Jeruzalem viel zij in handen van de Edomieten; Neh 11,25 vermeldt evenwel een judeese nederzetting in Hebron na de ballingschap. In 1M 6,65 is Hebron idumees bezit, dat tijdelijk door Judas onderworpen werd. De oude naam is bewaard gebleven in het tegenwoordige el-halil errahman (’de vriend van de barmhartige’, d.w.z. Abraham; vgl. Js 41,8; Jak 2,23), op 37 km ten zuiden van Jeruzalem aan de weg naar Berseba. De ligging van het oude Hebron is nog niet nauwkeurig vastgesteld. Men zoekt de plaats van oudsher op de heuvel er-rumedi, ten westen van el-halil (de aldaar vastgestelde naam der el-arba'in herinnert aan Kirjath-Arba) of onder el-halil (aldus Albright), of (wel ten onrechte) bij de ramet el-halil, ten noorden van el-halil (aldus Mader). In de stad el-halil toont men het graf van de patriarchen, een door de mohammedanen fanatiek bewaakt heiligdom. De boven deze plaats gebouwde moskee is een omgebouwde basiliek uit de tijd der kruisvaarders, die zich boven een constructie uit de tijd van Herodes verheft. In de omgeving van Hebron wordt nog wijn verbouwd. In 1964 zijn weer nieuwe opgravingen begonnen (vgl. RB 72, 1965, 267-270).

Lit. BRL 275-279. Abel 2, 345-347. Simons blz. 560. Vincent/ Mackay/Abel, Hébron: le Haram el Khalil (Paris 1923). [v. d. Bom]

< >