Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

ABRAHAM

betekenis & definitie

I.

In het OT. Abraham is de oudste der z.g. aartsvaderen. Zijn oorspronkelijke naam zou Abram (hebreeuws abram) geluid hebben. De latere, uitgebreide naam (abraham) gold als een door God gegeven erenaam en werd verklaard als ’vader van vele volkeren’ (Gn 17,4-6). De naam is waarschijnlijk van noordsemitische herkomst en betekent zowel in de korte als in de uitgebreide vorm ’Vader is verheven’, waarbij met ’Vader’ één der namen bedoeld kan zijn waarmee God wordt aangeroepen. Een door Meir Fraenkel (Lit.) geleverd betoog, de naam van Abraham af te leiden van een Semitisch woord voor ’beer’, is niet overtuigend.Hoewel aan de historiciteit van Abraham nauwelijks meer getwijfeld wordt, is het toch bijna onmogelijk een betrouwbaar beeld van zijn leven op te roepen. Wat betreft het bronnenmateriaal zijn we uitsluitend op Gn 11,10-25,10 aangewezen. Gn 14 noemt een aantal koningen als tijdgenoten van Abraham. Men heeft daarom getracht door identificatie van deze met name genoemde personen met dateerbare figuren uit de oosterse oudheid een absolute chronologie voor Abraham vast te stellen. Op de identificatie van Amrafel met Hammurabi is men teruggekomen, de gedachten gaan echter nog wel uit naar de gelijkstelling van Tideal met de hethitische koning Tudchalias, waarbij echter onzeker blijft of de eerste (ca. 1675) dan wel de tweede (ca. 1450) van deze naam bedoeld is. De tradities betreffende Abraham zijn tot ons gekomen in een redactionele bewerking, die het gebruik van oude bronnen laat doorschemeren. In hun laatste vorm spreken zij van een nomade, die uit Ur der Chaldeeën naar Haran trok. De LXX heeft echter de naam Ur opzettelijk weggelaten. Als vaststaand mag worden aangenomen, voornamelijk op grond van het materiaal aan namen, dat Abraham Abraham zich heeft opgehouden in het noordwesten van Mesopotamië, om vandaar naar het voor hem nog onbekende Kanaan te trekken. De betiteling van Abraham als Hebreeër is voor Albright (Lit.) aanleiding geweest, de aartsvader te houden voor een beheerser van de handelskaravanen, die in de vroege bronstijd door de Negeb trokken.

Abraham had volgens Alt (Lit.) openbaringen ontvangen, waarbij hij zich aangesproken wist door een God, wiens naam hij niet kende. Hij zou een eredienst voor deze God gesticht hebben, die door zijn stam werd overgenomen, waarbij men de godheid aanriep als ’God van Abraham’. Deze cultus is dan te beschouwen als de voorbereiding van de later door Mozes gestichte godsdienst van Israël.

De verhalen rondom Abraham zijn van zeer verschillende herkomst: volksetymologieën, aan bepaalde heilige plaatsen gebonden tradities en andere motieven zijn daarin tezamengevloeid. De eindredactie van een langdurige mondelinge en schriftelijke overlevering biedt echter een samenhangend beeld. Daarbij wordt Abraham getekend als de gelovige en gehoorzame (Gn 12,4; 22). Hij is geen dappere held maar schiet te kort, wanneer hij in Egypte zijn vrouw voor zijn zuster uitgeeft (Gn 12,10-20) en op aandringen van Sara de bijvrouw Hagar met Ismaël wegzendt (Gn 16,1-6; 21, 8-13). Desondanks blijft hij het uitverkoren werktuig van de goddelijke openbaring. Hij is ook vredelievend, vooral bij de twist om weideplaatsen en bronnen met de familie van Lot (Gn 13,5-12) en onbaatzuchtig na de overwinning volgens één der oudste overleveringen (Gn 14,20-24). Sterke nadruk wordt gelegd op het verbond, dat God met Abraham sluit. De besnijdenis, die A. in zijn stam doorvoert, is het teken van het verbond (Gn 17,9-14. 23-27). Tegenover de verplichtingen die A. op zich neemt staat de belofte van talrijk nakroost (Gn 15,5) en van de beheersing van een uitgestrekt grondgebied (Gn 15,18v). Hij wordt ingewijd in de plannen Gods (Gn 18,17) en zijn voorbede wordt in staat geacht onheil af te wenden of te verzachten (Gn 18,22-32; 20,7).

Lit. J. Jeremias (ThW 1, 7-9). A. Weiser (RGG 1, 68-71). - A. Alt, Der Gott der Vater (Kleine Schriften 1, München 1953, 1-78). M. Buber, Der Glaube der Propheten (Zürich 1950) 51-66. J. Hoftijzer, Die Verheissungen an die drei Erzvater (Leiden 1956). B. Gemser, Vragen rondom de Patriarchenreligie (Groningen 1958). W. F. Albright, Abram the Hebrew: A New Archaeological Interpretation (BASOR 163, 1961, 36-53), waartegen: E. A. Speiser, The Verb shr in Genesis and early Hebrew Movements (BASOR 164, 1961, 23-28). Meir Fraenkel, Abraham und Aaron (BiOr 20, 1962, 213v). J. Marshall Holt, The Patriarchs of Israël (Nashville 1964). N. A. van Uchelen, Abraham de Hebreeër. Een literair- en historischkritische studie n.a.v. Gen. 14:13 (Assen 1964). [Beek]

II. Het NT toont aan, dat de belofte aan Abraham vervuld werd: hij is de vader van een groot volk geworden (Rom 4,13; Gal 3,16). Dit vaderschap berust evenwel niet op lichamelijke afstamming, maar op geestelijke verwantschap (Mt 3,9 = Lc 3,8; Rom 9,6-8) en daardoor is het universeler (Mt 8,11; Lc 19,9; Rom 4,11; Gal 3,7.29). Het berust daarop, dat Abraham het oertype is van de gelovige (Rom 4,1-25; Gal 3,6-29; vgl. Jac 2, 21-23). Object van dit geloof is Jezus (Jo 8,33-59). Als drager van de openbaring treedt Petrus in de plaats van Abraham, die voor de joden de rots was (Mt 16, 18; vgl. Js 51,1v).

Lit. J. Jeremias (ThW 1,7-9). Th. Klauser (RAC 1,18-27). A. Weiser (RGG 1,68-71). [Bouwman]

III. Op naam van Abraham staan verschillende geschriften, die alle apocrief zijn:

1. De Apocalyps van Abraham, een joods geschrift uit de Abydus 1e eeuw nC, alleen in Slavische vertaling en christelijke retouchering bewaard. Abraham kritiseert de afgodendienst van zijn vader Terach en krijgt als beloning visioenen over de toekomst van zijn nageslacht en van Israël. Uitgaven: N. Bonwetsch, Die Apokalypse Abrahams (Leipzig 1897), G. H. Box, The Apocalypse of Abraham (London 1918).
2. Het Testament van Abraham, een joodse legende, niet zeker te dateren, verhaalt met inlassing van een visioen Abraham ’s weigering, te sterven. Het is bewaard in griekse tekst en vele vertalingen, waarvan de oosterse (arabisch, ethiopisch en koptisch) ook nog een Testament van Isaak en een van Jakob toevoegen. Uitgave van de griekse tekst: James, The Testament of Abraham (Cambridge 1892).
3. In christelijke geschriften wordt ook nog een Inquisitio Abrahae genoemd; hierover is niets naders bekend.

Lit. Schürer III, 336-339. [v. d. Bom]

< >