Demosthenes (Δημοςθενης), naam van twee bekende Atheners, t.w. de veldheer Demosthenes en de beroemde redenaar.
1. Demosthenes, atheense veldheer tijdens de peloponnesische oorlog, die zoveel mogelijk onafhankelijk van de verschillende politieke stromingen trachtte te blijven. Hij was voor de eerste maal strateeg in 427/426; in dat jaar leed hij eerst een nederlaag tegen de Aetoliërs, maar versloeg vervolgens de Peloponnesiërs bij Naupactus. In mei 425 bezette Demosthenes de haven Pylus op de westkust van de Peloponnesus; alle ontzettingspogingen der Spartanen faalden, tenslotte deden zij zelfs een vredesaanbod, dat echter door de Atheners van de hand gewezen werd. Kort daarop dwongen Cleon en Demosthenes de Spartaanse bezetting van het voor de messeense kust gelegen eilandje Sphacteria tot capitulatie; 120 aanzienlijke Spartanen vielen in atheense handen (augustus 425). Een poging om Megara te bezetten en een aanval op Boeotië mislukten (424), hetgeen bijdroeg tot de atheense nederlaag bij Delium. Pas in 418/417 en 414/413 was Demosthenes opnieuw strateeg. In 413 voerde hij het bevel over de strijdmacht (73 schepen, 5000 manschappen) die de Atheners naar Sicilië zonden om Nicias hulp te bieden. Na aankomst ging Demosthenes terstond tot de aanval op de syracusaanse vesting Epipolae over, maar hij werd verslagen. Op zijn voorstel om met de resten van de gehele expeditiemacht naar Griekenland terug te keren reageerde Nicias met een aarzelende houding, totdat het tengevolge van het verlies van de vloot niet meer uitvoerbaar was. Tot capitulatie gedwongen, werd Demosthenes samen met Nicias in Syracuse terechtgesteld.
Lit. Thucydides 3, 91-116; 4, 3-69; 7, 26-66. - H. Swoboda (PRE 5, 162-169). - M. Treu, Der Stratege Demosthenes (Historia 5, 1956, 420447). [Nuchelmans]
2. Demosthenes, zoon van Demosthenes, atheense redenaar en politicus (384-322).
1. Leven
Evenals bij zijn tegenstander → Aeschines (2) vormen bij Demosthenes leven en werk een eenheid. Op zevenjarige leeftijd verloor Demosthenes zijn vader, een rijke wapenfabrikant uit de deme Paeania. Zijn drie voogden beheerden de erfenis zo slecht dat er spoedig niet veel meer van over was; nadat de gedupeerde jongeman welsprekendheid had gestudeerd bij → Isaeus, een deskundige in erfeniskwesties, voerde hij in 363 zijn eerste proces tegen zijn voogden. Demosthenes won het proces, maar dit leverde hem weinig financieel voordeel op. Een zwakke stem, kortademigheid, spraakgebreken en verlegenheid overwon hij door grote wilskracht en aanhoudende inspanning. Hij werd logograaf en schreef pleidooien voor anderen. Ca. 355 begon Demosthenes zijn politieke loopbaan, eerst als aanhanger van → Eubulus, vervolgens als leider van een anti-macedonische partij. Als zodanig ontplooide hij, toen Philippus van Macedonië in 351 zijn veroveringspolitiek was begonnen, de volheid van zijn redenaarstalent en persoonlijkheid. Tot zijn dood bleef hij de ziel van het verzet tegen Philippus in het op zijn vrijheid gestelde Athene. Zijn eerste philippische rede (351?) had echter bij de vredespartij van Eubulus, die aan de macht was, geen succes. Tegen de groeiende macht van Philippus waren de drie olynthische redevoeringen gericht. In 346 nam Demosthenes deel aan de onderhandelingen die tot de vrede van Philocrates leidden; zijn rede Over de vrede is een aansporing om deze te aanvaarden. Philippus hervatte echter spoedig zijn aanvallen en in een tweede periode (346-338) hield Demosthenes zijn tweede en derde philippische rede, die over de problemen op de Chersonesus handelden, en de tegen Aeschines gerichte rede over het gezantschap. Bij Chaeronea (338) streed Demosthenes mee, vluchtte met de rest van het leger, maar ontving toch de vererende opdracht de lijkrede op de gevallenen te houden. Het was met de griekse vrijheid gedaan, maar Philippus toonde zich gematigd.
Politiek was Athene uitgespeeld en de derde periode van zijn leven besteedde Demosthenes dan ook vooral aan een bittere strijd tegen zijn vijanden. Het voorstel van Ctesiphon in 336 om Demosthenes wegens zijn verdiensten voor de stad met een gouden krans te eren, leidde in 330 tot het proces ’om de krans’, waarin Demosthenes met zijn rede een schitterende overwinning behaalde, waardoor Aeschines gedwongen werd Athene te verlaten. In 324 wierp eenzelfde lot een schaduw op het leven van Demosthenes. Hij raakte verwikkeld in het z.g. → Harpalus-proces. Harpalus, de schatkistbewaarder van Alexander de Grote, kwam met grote geldsommen naar Athene om daar een opstand te verwekken tegen de koning. Op aanraden van Demosthenes ging men niet op zijn voorstel in, nam hem gevangen en deponeerde het geld op de acropolis. Toen Harpalus gevlucht was, bleek een deel van het geld verdwenen te zijn en kwam de naam van Demosthenes voor op de lijst van degenen die ervan geprofiteerd hadden. Demosthenes was minstens zeer onvoorzichtig geweest; hij werd tot een hoge boete veroordeeld en verliet de stad.
Het jaar daarop stierf Alexander. Demosthenes werd in triomf naar de stad teruggehaald om met → Hyperides de opstand tegen het macedonische gezag te leiden. Na de noodlottige afloop van de → lamische oorlog (323-322) werd de uitlevering van Demosthenes geëist. Hij vluchtte naar het eiland Calauria, waar hij door vergif een einde aan zijn leven maakte.
In 280 vC werd op de atheense agora een standbeeld van Demosthenes opgericht (zie Demochares). Van het gehele beeld bestaan twee kopieën, een in het Vaticaans Museum en een in de Ny Carlsberg Glyptotheek te Kopenhagen, van de kop een veertigtal (o.a. een in het Ashmolean Museum te Oxford).
II. Werken. Van de 61 redevoeringen die ons op naam van Demosthenes zijn overgeleverd, zijn vele onecht; van 33 wordt de echtheid als zeker aangenomen.
De eerste vier daarvan zijn gehouden in eigen zaak, twee tegen Aphobus (Κατα Αφοβου, nrs. 27 en 28), zijn neef en de belangrijkste van zijn voogden, en twee tegen Onetor (Προς Ονυτορα, nrs. 30 en 31), een zwager van Aphobus, aan wie deze een stuk grond uit de nalatenschap in onderpand had gegeven. Onder de gerechtsredevoeringen over de binnenlandse politiek is die tegen Leptines (Προς Λεπτινην, nr. 20) - door Demosthenes zelf gehouden - een meesterwerk; hierin verzet de redenaar zich tegen Leptines’ voorstel om in het vervolg de vrijstelling van staatslasten als beloning voor verdienstelijke burgers sterk te beperken; hij wijst erop dat de financiële voordelen gering zullen zijn en dat deze politiek veel kwaad bloed zal zetten. Nooit gehouden is de eveneens voortreffelijke rede tegen Midias (Κατα Μειδιου, nr. 21), over een oorvijg die Midias Demosthenes tijdens de uitoefening van diens functie als choreeg in het theater gegeven had; waarschijnlijk is het om politieke redenen tot een minnelijke schikking gekomen.
In de volksvergadering trad Demosthenes het eerst op in 354 met Over de symmoriën (Περι των συμμοριων, nr.
14), de twintig afdelingen van de tien phylen, belast met een bepaalde taak, hier het uitrusten van oorlogsschepen; Demosthenes stelt een betere regeling voor en toont daarmee zijn zorg voor de met onvoldoende middelen uitgeruste vloot, die hem altijd bezig zal houden. De rede Voor de Megalopoliten (Υπερ Μεγαλοπολιτων, nr. 16) van 352 behandelt een facet van de verwarde griekse politiek van die tijd; Demosthenes ondersteunt het verzoek van de arcadische stad Megalopolis om steun tegen Sparta. In Voor de vrijheid der Rhodiërs (Υπερ της Ποδιων ελευθεριας, nr. 15) van 352 of 351 wekt Demosthenes zijn medeburgers op, het hulpverzoek van de rhodische democraten tegen Mausolus in te willigen ondanks hun vroegere houding tegenover Athene.
Van 351 af, het jaar waarin waarschijnlijk de eerste philippische rede (Κατα Φιλιππου α, nr. 4) is gehouden, is heel de activiteit van Demosthenes gericht tegen Macedonië en de aanhangers daarvan in Athene zelf; Philippus keerde zich tegen de voor Athene en zijn graanaanvoer zo belangrijke Chersonesus; Demosthenes dringt er bij de Atheners op aan, hun apathie af te leggen, en stelt voor onmiddellijk een klein leger naar het bedreigde gebied te zenden en een groter leger uit te rusten om alle plotselinge aanvallen van Philippus te beantwoorden.
In 350 viel Olynthus van Philippus af en verzocht Athene om hulp; de stad sloot een bondgenootschap met Olynthus, maar de drie olynthische redevoeringen (Ολυνθιακοι, nrs. 1, 2, 3) waarin Demosthenes aandringt op onmiddellijke hulp en in de derde zelfs voorstelt daarvoor het θεωρικον, het ’schouwburggeld’, te gebruiken, konden niet beletten dat Olynthus in 348 door Philippus werd ingenomen.
In Over de vrede (Περι της ειρυνυς, nr. 5) van 346 beveelt Demosthenes een politiek van vrede aan, omdat Athene op dat ogenblik machteloos is. Philippus hield niet op, zich met de zaken in Griekenland te bemoeien, maar protesteerde tegen maatregelen die Athene hiertegen wilde nemen. De tweede philippische rede (Κατά Φιλιπποθ β, nr. 6) is een antwoord van Demosthenes op zulk een protest (344).
Fel bleef Demosthenes intussen Philippus’ aanhangers in de stad zelf bestrijden. Bewijs hiervan is een van zijn langste redevoeringen, die Over de plichtsverzaking als gezant (Περι της παραπρεσβειας, nr. 19), gericht tegen → Aeschines (343).
Ondertussen bedreigde Philippus de Chersonesus en ook Byzantium steeds meer. In zijn rede Over de problemen op de Chersonesus (Περι των εν Χερπονησω, nr. 8) spoort Demosthenes de Atheners aan, de attische kolonisten op de Chersonesus krachtig te steunen: immers, Philippus is eigenlijk in oorlog met Athene en beoogt de ondergang van de stad; hoe langer tegenstand wordt uitgesteld, des te moeilijker zal hij te bestrijden zijn.
Een van de fraaiste redevoeringen, gekenmerkt door ernst van toon en grote bezorgdheid, is de derde philippische rede (Κατα Φιλιππου y, nr. 9) van enige maanden later: de bedreiging is nog toegenomen; heel Griekenland moet zich verenigen tegen Philippus, er moet terstond hulp worden gestuurd. Demosthenes stelt hier de oude atheense geest tegenover de tegenwoordige stemming.
De Rede over de krans (Περι του στεφανου, nr. 18), de laatste redevoering die wij van Demosthenes bezitten en volgens Lord Brougham ’the greatest oration of the greatest of orators’, is de bekroning van zijn welsprekendheid. Juridisch stond Demosthenes zwak. Deze vraag behandelt hij dan ook zeer kort midden in de redevoering, maar hij verdedigt heel zijn politiek vanaf de vrede van Philocrates tot de slag bij Chaeronea tot in de onderdelen en houdt staande dat zijn voorstellen en leiding in overeenstemming zijn geweest met Athene’s glorierijk verleden; fier is zijn houding, krachtig zijn zijn argumenten, oprecht het geloof in zijn gedrag, dat ook na de nederlaag ongeschokt is gebleven. Daartussendoor worden hevige aanvallen op Aeschines gedaan, worden diens afkomst en opvoeding belachelijk gemaakt en wordt geprobeerd te bewijzen dat hij zijn vaderland heeft verraden. Vooral twee passages zijn beroemd: de beschrijving van de verwarring in Athene als wordt bericht dat Philippus Elatea heeft bezet (169-172) en de aanroeping van de mannen die bij Marathon, Salamis en Plataeae hebben gestreden (208). De uitslag van het proces bewees dat zijn medeburgers aan zijn zijde stonden. Op de actuele gebeurtenissen had deze rede natuurlijk geen enkele invloed; het jaar daarop had Alexander geheel Perzië veroverd.
III. Betekenis
Met Demosthenes heeft de attische en waarschijnlijk alle welsprekendheid, zeker de politieke, haar hoogtepunt gevonden. Zijn redevoeringen leven door echte hartstocht en door overtuigingskracht in volmaakte vorm. Rustige betogen, sterke bewogenheid, hartstochtelijke aanvallen, felle spot en bittere ironie, die een zeker gebrek aan elegantie vergoedt, wisselen elkaar af. De ontwikkeling van zijn argumenten toont grote retorische bekwaamheid en vindt nooit een doel in zichzelf. Alles is gericht op het overreden van de toehoorders in een vorm die op een volkspubliek berekend is. Hierin toont Demosthenes grote mensenkennis. Hij durft de waarheid te zeggen ook al is ze pijnlijk voor zijn gehoor en onaangename maatregelen voor te stellen, zoals de persoonlijke dienstplicht voor de burgers en het afschaffen van het theatergeld.
Zijn stijl in engere zin is rijk gevarieerd en soepel. Hij schrijft zuiver attisch. Korte slagzinnen worden afgewisseld door eenvoudige of ingewikkelde perioden, altijd echter aangepast aan de situatie en doordrongen van persoonlijk temperament. Zijn woordkeuze is beheerst, al worden krachttermen soms niet vermeden. Het figurengebruik is gematigd, maar gewaagde metaforen komen voor. Zijn voorbeelden zijn treffend gekozen. Het ritme van de redevoeringen van Demosthenes is belangrijk, maar voor ons nog grotendeels een raadsel. Niet overal is echter in zijn goed voorbereide werkstukken een zekere kunstmatigheid vermeden. Zijn argumenten zijn soms sofistisch.
De onmiddellijke invloed van Demosthenes op de griekse retorica is niet groot geweest, maar bij de Romeinen (Cicero, Quintilianus) en vervolgens ook bij de Grieken uit de keizertijd werd hij de redenaar bij uitstek en dit is hij gebleven. Didymus van Alexandrië vervaardigde een commentaar op de politieke redevoeringen, waarvan de Berlijnse papyrus 9780 grote delen bewaard heeft; Dionysius van Halicamassus schreef o.a. een bewaard gebleven tractaat over de stijl van Demosthenes.
Als mens en politicus wordt Demosthenes zeer verschillend beoordeeld; vooral in oorlogstijd is hij een omstreden figuur. Kardinaal Bessarion gaf in 1470 een latijnse vertaling van de eerste olynthische rede uit om op te wekken tot de strijd tegen de Turken. Barthold Niebuhr vertaalde de eerste Philippica in het Duits om zijn landgenoten tot verzet tegen Napoleon aan te sporen. E. Drerup schreef tijdens de eerste wereldoorlog tegen Demosthenes Aus einer alten Advokatenrepublik (Paderborn 1916), terwijl Georges Clémenceau de redenaar verheerlijkte in zijn Démosthène (Paris 1924). Achteraf is het niet moeilijk te zeggen dat Demosthenes zich te veel gericht heeft op een groots verleden, dat onherroenelijk verloren was gegaan, en dat de laatste striid voor de vrijheid onbelangrijk was tegenover de wereldomvattende betekenis die het optreden van Alexander voor de griekse beschaving heeft gehad. Voor ons wordt Demosthenes daardoor een tragische figuur, die als goed patriot met overtuiging gestreden heeft voor werkelijke waarden, al waren deze voorlopig ten ondergang gedoemd.
IV. Overlevering van de tekst
Fragmenten van verschillende redevoeringen vinden we in papyri vanaf de 1e eeuw nC. De ca. 170 handschriften worden in drie (door Butcher en Rennie in vier) families gegroepeerd, waarvan de belangrijkste vertegenwoordigers zijn de codices Parisinus graecus 2934 (S, begin 10e eeuw), Venetus Marei anus 416 (F, 10e eeuw) en Monacensis 485 (A, 10e eeuw).
Lit. Uitgaven: Editio princeps Venetië 1504. Beste moderne edities: G. Dindorf/F. Blass, Demosthenis orationes 1-3 (Leipzig 1888-1892). C. Fuhr/J. Sykutris, Demosthenis orationes (onvolledig; Leipzig 1914-1937). S. Butcher/W. Rennie, Demosthenis orationes 1-3 (Oxford 1903-1931). Met franse vertaling: M. Croiset, Démosthène. Harangues, 1-2 (Paris 1924v); O. Navarre/P. Orsini/J. Humbert/L. Gemet/G. Mathieu, Démosthène. Plaidoyers politiques, 1-4 (Paris 19451959); L. Gernet, Démosthène. Plaidoyers civils, 1-4 (19541960). Met engelse vertaling: J. Vince/C. Vince/A. Murray/
N. De Witt/N. J. De Witt, D. Works, 1-7 (Loeb Class. Libr., London 1926-1949).
Beste commentaren: C. Rehdanz/F. Blass/C. Fuhr, Demosthenes Ausgewählte Reden 1-4 (Leipzig 1886-1910). A. Westermann/L. Rosenberg, Ausgewählte Reden des Demosthenes 1-3 (Berlin 1890-1903). H. Weil, Les plaidoyers politiques de Démosthène (Paris 1877-1886). J. Sandys/F.Paley, Select Private Orations of D. 1-2 (Cambridge 1898-1910).
Nederlandse vertalingen: H. van Looy, D. Kransrede (Amsterdam-Antwerpen 1950). A. Geerebaert, Demosthenes Vier politieke redevoeringen (Brussel 1921).
Scholia in de negendelige Demosthenes-uitgave van W. Dindorf (Oxford 1846-1851).
Index: S. Preuss, Index Demosthenicus (Leipzig 1892 = Hildesheim 1963).
Plutarchus’ biografie van Demosthenes - T. Thalheim (PRE 5, 169188). P. Arias (EAA 3, 76v). - A. Lesky, Geschichte der griechischen Literatur2 (Bern 1963) 643-655. - A. Schaefer,
Demosthenes und seine Zeit 1-32 (Leipzig 1885-1887). F. Blass, Die attische Beredsamkeit 32 (ib. 1893-1898). F. Focke, Demosthenes Studien (Tübinger Beiträge 5, Stuttgart 1929). P. Cloché, Démosthène et la fin de la démocratie athénienne (Paris 1937). W. Jaeger, Demosthenes. Origin and Growth of his Policy (Berkeley 1938; duitse vertaling Berlin 1939; italiaanse vertaling Turijn 1942). G. Mathieu, Démosthène. L’homme et l’oeuvre (Paris 1948). G. Rönnet, Etude sur le style de Démosthène dans les discours politiques (ib. 1951). J. Luccloni, Démosthène et le panhellénisme (ib. 1961). E. Drerup, Demosthenes im Urteile des Altertums (Würzburg 1923). C. Adams, Demosthenes and his Influence (London 1927). U. Schindel, Demosthenes im 18. Jahrhundert. Zehn Kapitel zum Nachleben des Demosthenes in Deutschland, Frankreich und England (Zetemata 31, München 1963). M. Lossau, Untersuchungen zur antiken Demosthenes exegese (Palingenesia 2, Bad Homburg 1964). [Ros]