Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

CONSTANTIUS

betekenis & definitie

Naam van drie romeinse keizers:

1. Constantius I, later Chlorus genaamd, keizer van 293 tot 306. Waarschijnlijk tussen 225 en 250 geboren in Illyrië, was Gaius of Marcus Flavius Valerius C. van lage afkomst, ofschoon een latere fictie hem tot afstammeling van Claudius II Gothicus maakte. Constantius diende in het leger en werd praefectus praetorio. Reeds Carus wilde hem om zijn voortreffelijke diensten adopteren. Op wens van Diocletianus scheidde hij van Helena, de moeder van Constantijn de Grote, en huwde hij Maximianus’ stiefdochter Flavia Maximian a Theodora, die hem drie zonen (Flavius Delmatius, Iulius Constantius en Hannibalianus) en drie dochters (Constantia, Anastasia en Eutropia) schonk. Na op 1 maart 293 tot Caesar verheven en door Maximianus geadopteerd te zijn kreeg Constantius het bestuur over Gallië en Britannië. Hij was zesmaal consul (294, 296, 300, 302, 305, 306).

Nog in 293 keerde Constantius zich tegen de britse usurpator M. Aurelius → Carausius, die hij voorlopig met rust had gelaten. Na de Franken verslagen en zich door bestorming meester gemaakt te hebben van het britse bruggehoofd Gesoriacum (Boulogne), ontving hij, op het punt over te steken, bericht van de dood van Carausius (293), die door zijn moordenaar Allectus werd opgevolgd. Eerst in 296, toen Maximianus de bewaking van de Rijngrens overnam, vond de overtocht plaats. Britannië werd met het rijk herenigd. Constantius trad zeer mild op en voerde in Britannië en Gallië veel herstelwerk uit. In 297 ging hij naar Italië om daar de macht over te nemen, maar keerde terstond naar Gallië terug, waar hij tot 305 telkens moest optreden tegen Franken en andere Germanen. In 298 werd hij door de binnengevallen Alamannen teruggedrongen, maar op dezelfde dag nog wist hij hen te verslaan. Overal werden de grenzen opnieuw versterkt.

Na de abdicatie van de beide Augusti op 1 mei 305 viel aan Constantius als nieuwe Augustus het Westen, aan zijn collega Galerius het Oosten toe. Flavius Valerius Severus, een aanhanger van Galerius, kreeg als Caesar van Constantius Italië en Africa toegewezen. Caesar voor het Oosten werd Galerius Valerius Maximinus Daia (Daza). Constantius’ zoon → Constantijn (1) diende aan het hof van Galerius en was daar praktisch diens gijzelaar. Desondanks mocht hij op verzoek van zijn vader met deze naar Britannië reizen om hem daar bij te staan in de strijd tegen de Pieten en Scoten. De succesvol verlopende expeditie was nog niet ten einde, toen Constantius op 25 juli 306 te Eburacum (York) overleed, waar Constantijn onmiddellijk door het leger tot Augustus werd uitgeroepen.

Constantius was eenvoudig, onzelfzuchtig en edelmoedig en bovendien een kundig generaal. Hij was heiden, maar stond welwillend tegenover het christendom. Dit blijkt vooral uit de milde tenuitvoerlegging van de tegen de christenen gerichte edicten van Diocletianus (303); wel verwoestte Constantius christelijke kerken, maar martelaren werden door hem niet gemaakt. Het portret van de stichter van de tweede flavische dynastie is vooral bekend van zijn munten.

Lit. O. Seeck (PRE 4, 1040-1043). R. Calza (EAA 2, 919921). - R. Andreotti, Costanzo Cloro (Didaskaleion 8, 1930, 1, 157-201; 2, 1-50).

2. Constantius II, keizer van 324 tot 361, geboren in 317 te Sirmium in Illyricum als zoon van Constantijn de Grote en Flavia Maxima Fausta. Lichamelijk en geestelijk zeer begaafd, werd Flavius Iulius Constantius reeds in 324 tot Caesar verheven; hij was tienmaal consul. Bij de dood van Constantijn in 337 vertoefde hij in het Oosten, waar hij voorbereidingen trof voor een oorlog tegen de Perzen.

Nadat verscheidene mannelijke verwanten, vermoedelijk op aanstichten van Constantius, door het leger uit de weg waren geruimd, was de positie van Constantijns zonen Constantinus, Constantius en Constans van die kant beveiligd; op 9 september 337 namen zij de Augustustitel aan. Op een bijeenkomst in Viminacium (zomer 338) besloten zij, alle anonieme aanklachten te verbranden, alle verwijderde bisschoppen terug te laten keren naar hun zetel en de door de dood van Delmatius vrijgekomen gebieden toe te wijzen aan Constans. Constantius zelf behield Egypte en het aziatische gebied.

Tussen 338 en 350 deed de perzische koning Sapor II (310-379) talrijke aanvallen op Mesopotamië en bracht de Romeinen zware verliezen toe. Nog in 339 rukte Constantius uit naar Armenië, waar hij de militaire tucht herstelde; in 348 wist hij Sapor bij Singara een voorlopig halt toe te roepen.

Bij de rijksverdeling had Constans verreweg het grootste gebiedsdeel gekregen. Om zich aan de bevoogding door Constantijn II te onttrekken, zocht hij toenadering tot Constantius, aan wie hij het diocees Thracia afstond (339). In dezelfde tijd bouwde Constantius Constantinopel verder uit als tweede hoofdstad van het rijk. Doordat na de dood van Constantijn II in 340 diens gebied aan Constans toeviel, werd diens positie nog meer versterkt. Een dreigende oorlog tussen beide keizers werd in 345 door het smeken van de bisschoppen afgewend.

Na de moord op Constans in 350 was Constantius praktisch alleenheerser. Door zijn vroegtijdige heerschappij was echter zijn gemoed verhard, zodat hij tot vele gruweldaden kwam. Zo verhieven zich dan ook verscheidene mededingers. In Gallië trad → Magnentius naar voren, bij wie Italië en Africa zich weldra aansloten. Een tweede tegenkeizer was Vetranio, bevelhebber van de Donaustrijdkrachten, die aanvankelijk door de keizer tegen Magnentius gesteund werd, maar later, na een capitulatie zonder strijd, opzij werd geschoven. Magnentius moest in een bloedige slag bij Mursa aan de Donau in 351 het onderspit delven; in 352 vluchtte hij naar Lyon, waar hij de hand aan zichzelf sloeg (353). Rome had zich, verbitterd over Magnentius’ wreedheid, reeds eerder bij Constantius aangesloten, die thans ook geheel Gallië bezette.

Nieuwe moeilijkheden hadden intussen de Alamannen en de Perzen veroorzaakt. Met de eersten werd vrede gesloten. In Mesopotamië had Sapor in 350 een nieuwe aanval ondernomen, die echter mislukte. In deze omstandigheden begenadigde Constantius zijn gevangen gezette neef Gallus en belastte hem als Caesar met de oorlog tegen de Perzen. Door zijn losbandigheid echter niet tot een behoorlijk beleid in staat, werd deze in 354 ter verantwoording geroepen en terechtgesteld.

Bron van onrust bleef Gallië. Op 6 november 355 benoemde de keizer wegens de voortdurende dreiging aan de noordelijke en oostelijke grenzen te Milaan op aandrang van Eusebia, met wie hij in 353 gehuwd was, zijn neef Julianus tot Caesar. Deze huwde met Constantius’ zuster Helena.

Nadat Constantius in de lente van 357 voor het eerst Rome bezocht had, rukte hij op naar de Donau, waar hij de Sarmaten, Sueben en Quaden versloeg. Daarna eiste Sapor weer de nodige aandacht op, die in 359 en 360 Amida, Singara en Bezabde in Mesopotamië veroverde. In Constantinopel rustte de keizer zich uit voor een nieuwe strijd. Daarvoor verlangde hij van lulianus een deel van diens gallische troepen. Deze ontketenden echter in Parijs een oproer en riepen hun bevelhebber tot keizer uit. Omdat de Perzen niet van plan bleken een nieuwe inval te doen, begaf Constantius zich naar het Westen om met Julianus af te rekenen. Te Tarsus werd hij echter ernstig ziek; op 3 november 361 overleed hij, na de ariaanse doop ontvangen te hebben, te Mopsucrenae.

Zijn voortreffelijke opvoeding maakte Constantius niet tot een groot vorst. Ofschoon hij over een grote handigheid beschikte, was hij te veel afhankelijk van dienaren en vleiers, en bovenal wantrouwig. Zijn militaire successen waren veelal meer aan geluk dan aan een groot veldheerschap te danken. Zeer geïnteresseerd was de keizer in godsdienstige kwesties. Als ariaan was hij tegenstander van Athanasius en de uitspraken van het concilie van Nicea; Athanasius moest meermalen in ballingschap gaan. Ook Macedonius, de bisschop van Constantinopel, werd in ballingschap gezonden (360). Eusebius van Caesarea raakte met Constantius in moeilijkheden na de verkiezing van de orthodoxe Melitius op de zetel van Antiochië. Constantius was een typisch vertegenwoordiger van het caesaropapisme. Ondanks alle bemoeiingen van de keizer om tot eenheid in de kerk te komen, ondanks de talrijke synodes en concilies (343 Serdica, 353 Arelate, 355 Milaan, 357 Sirmium, 359 Ariminum) was bij zijn dood geen enkele godsdienstige kwestie opgelost.

Evenals Constantijn de Grote zag Constantius in zijn militaire successen de hand van God. Daarnaast schijnt de angst wegens de bedreven moorden hem zijn leven lang niet verlaten te hebben. Een belangrijke bijdrage leverde de keizer tot een verdere uitbouw van Constantinopel tot een stad die volkomen gelijkwaardig moest worden aan Rome; in 359 kwam de definitieve gelijkstelling tot stand door de benoeming van een praefectus urbi. Verscheidene wetten tegen het heidendom danken hun ontstaan aan Constantius. Zo werden op 19 februari 356 de heidense offers op doodstraf verboden.

Lit. O. Seeck (PRE 4, 1044-1094). D. Facenna (EAA 2, 921v). - A. Piganiol, L’empire chrétien (Histoire de Rome 4, 2, Paris 1947). P. Peeters, L’intervention politlque de Constance II dans la Grande Arménie en 338 (Buil. Acad. Roy. de Belgique, Classe Lettres 17, 1931, nr. 1, 10-47). K. Kraft, Die Taten der Kaiser Constans und Constantius II (Jahrb. für Numismatik und Geldgeschichte 9, 1958, 141-186). G. Gigli, La dinastia del secondi Flavii: Costantino II, Costante, Costanzo II (Rome 1959). J. Moreau, Constantius I, Constantinus II, Constantius II, Constans (Jahrb. für Antike und Christentum 2, 1959, 158-184).

3. Constantius III, romeins keizer in 421, afkomstig uit Naissus. Flavius Constantius was consul in 414, 417 en 420. Als magister equitum van Honorius wist hij de soldaten van diens rebellerende veldheer Gerontius, die Arelate belegerden, voor zich te winnen, zodat deze naar Spanje terugvluchtte. Daarop zette hij het beleg van die stad voort en nam Constantijn III, die Alamannen en Franken te hulp geroepen had, gevangen (411).

Moeilijkheden met de gotische koning Athaulf, die Honorius’ dochter Galla Placidia gevangen genomen had en in 414 huwde, brachten Constantius ertoe opnieuw de Alpen over te trekken. Hij vestigde zijn hoofdkwartier in Arelate en dreef in 415 de Westgoten vanuit Zuid-Gallië naar Spanje, waar hun leider Athaulf in 416 werd vermoord. Diens weduwe trad op 1 januari 417 tegen haar zin in het huwelijk met Constantius en werd de moeder van Valentinianus III. Het jaar daarop riep Constantius de Westgoten terug uit Spanje en vestigde hen in Gallië.

Op 8 februari 421 werd Constantius door Honorius zonder toestemming van de oostromeinse keizer Theodosius II tot Augustus en mederegent benoemd. Hij stierf reeds op 2 september van datzelfde jaar, zodat verdere moeilijkheden uitbleven.

Lit. O. Seeck (PRE 4, 1099-1102). M. Floriani Squarciapino (EAA 2, 922).[A. J. Janssen]

< >