Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

CLEARCHUS

betekenis & definitie

Clearchus (Κλεαρχος), griekse eigennaam:

1. Clearchus van Sparta (ca. 450-401), Spartaans officier die in de laatste jaren van de peloponnesische oorlog met belangrijke opdrachten bij de Hellespont belast was. In 403 trad hij als gouverneur van Byzantium met zoveel willekeur op, dat de eforen hem met geweld moesten afzetten. Clearchus vond in Klein-Azië een toevlucht bij Cyrus (3) minor, nam als huurlingencommandant deel aan diens expeditie tegen Artaxerxes II en voerde in de slag bij Cunaxa (401) het bevel over de griekse troepen van Cyrus’ leger. Na de verloren slag wist hij zijn troepen bij elkaar te houden, maar werd bij vredesonderhandelingen door Tissaphemes verraderlijk gearresteerd en omgebracht.

Lit. T. Lenschau (PRE 11, 575-577). - Xenophon, Anabasis

1-2 (karakterbeschrijving van C. in 2,6).
2. Clearchus van Heraclea in Pontus (391-352), leerling van Isocrates en Plato, maakte zich in 364 of 363 van de macht in zijn vaderstad meester en regeerde met grote wreedheid, totdat hij in 352 werd ververmoord. Clearchus gaf zich uit voor een afstammeling van Zeus en maakte aanspraak op goddelijke eer. In Heraclea zou hij een openbare bibliotheek hebben gesticht.

Lit. T. Lenschau (PRE 11, 577-579).

3. Clearchus van Soli, peripatetisch wijsgeer (ca. 340-na 290), leerling van Aristoteles en bewonderaar van Plato, schreef monografieën over zeer uiteenlopende onderwerpen, o.a. Ilepl ikvou (De slaap), Ilegl P'UDV (Levensvormen) en Ilepl tpdlag (De vriendschap).

Lit. Uitgave der fragmenten met commentaar: F. Wehrli, Die Schule des Aristoteles 3 (Basel 1948). - W. Kroll (PRE 11, 580-583). [Nuchelmans]

< >