Callimachus (Καλλιμαχος), griekse eigennaam.
Vermelding verdienen:1. Callimachus van Aphidna, atheens polemarch en als zodanig opperbevelhebber van de atheense troepen in de slag bij Marathon (490 vC). Hij stemde in met Miltiades’ plan om het tot een treffen met de Perzen te laten komen. Dapper strijdend sneuvelde hij bij een aanval op de perzische schepen. De beeltenis van Callimachus kwam met die van andere atheense helden voor op de muurschilderingen van de stoa poikilè aan de noordzijde van de agora.
Lit. Herodotus 6, 109-114. - E. Swoboda (PRE 10, 1644v).
[Nuchelmans]
2. Callimachus, atheens of Corinthisch beeldhouwer en schilder, bijgenaamd κατατηξιτεχνος (’verfijnd vakman’?), werkzaam ca. 425-400. Antieke auteurs schrijven aan hem toe het cultusbeeld van Hera te Plataeae (kort na 426), een lamp in het Erechtheum en een groep van dansende laconische meisjes. Hoewel ons weinig zekere gegevens ten dienste staan, beschouwt men Callimachus gewoonlijk als de voornaamste representant van de bewogen, enigszins gemaniëreerde stijl die zich in de sculptuur van zijn tijd manifesteerde en die men wil herkennen in de z.g. Aphrodite van Fréjus en in vele op 5e-eeuwse modellen teruggaande neo-attische reliëfs.
Op naam van Callimachus staat ook de uitvinding van het Corinthische kapiteel (Vitruvius 4, 1, 9-10); hij zou ertoe geïnspireerd zijn toen hij een mand, afgedekt met een tegel, tussen de gekrulde bladeren van de wilde → acanthus zag staan.
Lit. G. Lippold (PRE 10, 1646v). L. Guerrini (EAA 4, 298300). - W. Fuchs, Die Vorbilder der neuattischen Reliefs (Berlin 1959). B. Schlörb, Untersuchungen zur Bildhauergeneration nach Phidias (Diss. Frankfurt 1964). [J. A. de Waele]
3. Callimachus van Cyrene (ca. 310 - ca. 240 vC), grieks geleerde en dichter uit de vroeg-hellenistische tijd, hoofd en bekendste vertegenwoordiger van de alexandrijnse dichterschool. Callimachus, zoon van Battus, werkte eerst als schoolmeester in Alexandrië. Daar trok hij de aandacht van de kunst- en wetenschapminnende Ptolemaeus II Philadelphus (285-246) en kreeg een aanstelling aan de grote alexandrijnse bibliotheek. Hij stelde de eerste grote systematische catalogus (Πινακες) samen in 120 boeken, waarin de aanwezige werken op allerlei gebieden van wetenschap en kunst in klassen waren geordend en beschreven werden naar auteur, titel, inhoud, omvang en echtheid. Ook vele andere wetenschappelijke werken verschenen van zijn hand: een lexicon, verhandelingen over de zeden van vreemde volkeren (Βαρβαρικα νομιμα), de rivieren van de Wereld (Περι των εν τη οικουμενη ποταμων), de stichting en naamsveranderingen van steden en eilanden (Κτισεις νησων και πολεων και μετονομασιαι), de nimfen (Περι νυμφων), een verzameling rariteiten (Θαυματων συναγωγη) enz. Van heel deze enorme wetenschappelijke arbeid zijn slechts schaarse fragmenten over.
Iets beter bekend is ons Callimachus’ literaire werk. Als dichter behandelde hij ongeveer alle genres in vernieuwde en geleerde vorm. Hij verwierp, omdat voor hem ’een groot boek een groot kwaad’ was, het grote epos (→ Apollonius Rhodius) en leverde modellen van epyllia (→ epyllion) of kleine epische verhalen, waarvan zijn Εκαλη het meest bekend is geworden en zeer veel is nagevolgd. Van zijn rijke poëtische nalatenschap, die liederen, lofdichten, leerdichten, epigrammen, hymnen en elegieën omvatte, bezitten we 63 epigrammen en zes hymnen (op Zeus, Apollo, Artemis, Delus, het bad van Pallas en Demeter), die soms veel op mimen gelijken, volledig. Het omvangrijkste literaire werk van Callimachus vormden de Αιτια (Oorzaken) in vier boeken (3000 a 4000 verzen), waarin de oorsprong van religieuze gebruiken en plechtigheden werd verklaard door gewoonlijk weinig bekende mythologische of half-historische verhalen. Het werk is ons in grote trekken bekend door fragmenten van de tekst en van commentaren. Tot het vierde boek van de Aitia behoorde waarschijnlijk de bekende elegie over de haarlok van Berenice, die we beter kennen uit de vrij letterlijke latijnse vertaling van → Catullus dan uit de paar bewaarde regels van het origineel: de egyptische koningin Berenice had in de tempel van Aphrodite een haarlok gewijd voor de behouden terugkeer van haar echtgenoot uit de oorlog; de volgende dag was de lok verdwenen, maar de hofastronoom Conon ontdekte haar weldra als sterrebeeld aan de hemel.
Grootsheid, verhevenheid, diepe overtuiging of sterk gevoel vindt men in de poëzie van Callimachus niet. Zij is bestemd voor een beperkte kring, intellectueel en zelfs geleerd, nuchter en realistisch ook, speels en geestig, terwijl soms ook het hart spreekt. Er is een bonte afwisseling en vermenging van de genres. Weinig bekende onderwerpen hebben de voorkeur, want deze bewijzen de speurzin en belezenheid van de dichter. Graag worden ook zeldzame woorden gebruikt in een elegante, bijna precieuze dictie, maar in meestal eenvoudige en genuanceerde zinnen, dikwijls zeer expressief. Het is een kunstmatige poëzie, maar toch echt, omdat zij overeenkomt met de natuur van de dichter en de geest van zijn tijd.
Callimachus heeft veel invloed gehad op de latere griekse (→ Aratus; Nicander; Parthenius van Nicaea) en op de latijnse poëzie (→ Neoterici; Catullus; Ovidius). De epigrammen van Callimachus zijn grotendeels tot ons gekomen in de → Anthologia Palatina, de hymnen staan in dezelfde handschriften als de homerische en orphische hymnen en de hymnen van Proclus (→ Homerus, hymnen). De meeste fragmenten zijn afkomstig van papyrusvondsten.
Lit. Uitgaven: Editio princeps der hymnen: J. Laskaris (Florence 1494). Beste moderne editie: R. Pfeiffer, Callimachus. 1. Fragmenta, 2. Hymni et Epigrammata (Oxford 1949-1953). Met franse vertaling: E. Cahen, Callimaque4 (Paris 1953). Met duitse vertaling: E. Howald/E. Staiger, Kallimachos (Zürich 1955). Met engelse vertaling: A. W. Mair, Callimachus, Hymns and Epigrams3 (Loeb Class. Libr.f London 1960) en A. C. Trypanis, C., Fragments (ib. 1958). Nederlandse vertaling van de hymnen 1, 3 en 6 door Willem Kloos (Nieuwe Gids 1919, 459-462, 810-816, 933-966). Commentaar op de hymnen: E. Cahen, Les hymnes de Callimaque (Paris 1930). - H. Herter (PRE, Suppl. 5, 1931, 386452). Id. (Bursians Jahresberichte 255, 1937, 82-217). - GGL 2, 125-139. A. Lesky, Geschichte der griechischen Literatur2 (Bern 1963) 750-769. - R. Pfeiffer, Kallimachosstudien (München 1920). U. von Wilamowitz-Moellendorff, Hellenistische Dichtung in der Zeit des Kallimachos 1-2 (Berlin 1924). E. Cahen, Callimaque et son oeuvre poétique (Paris 1929). E. Howald, Der Dichter Kallimachos von Kyrene (Erlenbach-Zürich 1943). W. Wimmel, Kallimachos in Rom. Die Nachfolge seines apologetischen Dichtens in der Augusteerzeit (Hermes, Einzelschriften 16, Wiesbaden 1960). K. J. McKay, The Poet at Play. Kallimachos. The Bath of Pallas (Mnemosyne, Suppl. 6, Leiden 1962). Id., Ery sichthon, a Callimachean Comedy (ib., Suppl. 7, ib. 1962). [Ros]