Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

APHRODITE

betekenis & definitie

Aphrodite (Αφροδιτη), bij de Grieken de godin van de zinnelijke liefde, het seksuele leven en de schoonheid.

I. Over haar wezen en herkomst bestaat geen absolute eenstemmigheid. De opvatting dat Aphrodite uit het Oosten afkomstig was overheerst. Tümpels hypothese van een thessalische oorsprong (in Thessalië en Boeotië was haar cultus zeer verbreid) lijkt minder waarschijnlijk. Men heeft de naam Aphrodite soms als een vervorming van het semitische Astoret (Astarte) beschouwd, waarbij een volksetymologische verbinding met αφρος (schuim) gelegd werd. Aan indogermaanse afleiding behoeft men niet te denken. Over de ’vreemde Aphrodite’ van Herodotus 2, 112 → Astarte. Indien we reeds in de uitbeelding van een naakte vrouw met sterk gemarkeerde genitalia, door vogels omfladderd, zoals we ze van enkele gouden plaatjes uit myceense schachtgraven kennen, een Aphrodite mogen zien, dan is, aldus Nilsson, tegelijkertijd de vraag aan de orde of en in hoeverre in de myceense cultuur reeds oosterse invloed aanwezig was. Nilsson is geneigd deze vraag voor zover het Aphrodite betreft bevestigend te beantwoorden.

Meermalen heeft men Aphrodite beschouwd als godin van de vegetatie en van de animale en menselijke vruchtbaarheid. Het eerste is door Von Wilamowitz bestreden. Men heeft voor de veronderstelling, dat Aphrodite oorspronkelijk een groter machtsgebied bezat, het feest van ’ Aphrodite in de tuinen’ te Athene aangehaald, alsmede het feit dat ze te Paphus een heilige tuin bezat. De aanwijzingen hiervoor zijn echter gering in aantal. Nilsson wijst erop dat het epitheton Urania van Aphrodite en haar relatie tot de zee op herkomst uit het Oosten wijzen: voor de mythe van het ontstaan van de godin uit de in zee geworpen schaamdelen van Uranus (Hesiodus, Theogonie 188vv) zou men kunnen denken aan de Semitische tot de hemel in betrekking staande godin (Nilsson, Geschichte der griechischen Religion I2, 521). De betrekking van Aphrodite tot de zee weerspiegelt zich in enkele epitheta, die echter niet frequent voorkomen: Ποντια, Ευπλοια Πελαγια (vgl. H. Usener, Legenden der Pelagia, 1879). Volgens Nilsson zouden degenen die per schip uit het Oosten terugkeerden haar bijzonder aanbeden hebben.

Kleinaziatische invloed bespeuren we in het verhaal van de liefde van Aphrodite tot Anchises. Achter haar gestalte gaat de kleinaziatische Grote Moeder schuil, die op de Ida woonde. Hierop wijzen zowel haar verbintenis met een sterfelijke minnaar als de stemming in de homerische Aphrodite-hymne.

II. Bij Homerus is Aphrodite dochter van Zeus en Dione (Bias 5, 370). De dichter roemt in het bijzonder haar schoonheid, vooral ook in relatie met de chariten. Zij heeft Paris zijn schoonheid geschonken (Ilias 3, 54) en overlaadt Pandora met haar gaven (Hesiodus, Erga 65vv). Als de godin van het zinnelijk verlangen vinden wij Aphrodite bv. in 14,190vv. In de Odyssee is ze gehuwd met Hephaestus (op grond van de schoonheid van Hephaestus’ werken?). Haar avontuur met Ares wordt Odyssee 8,267vv verhaald (vgl. de cultusgemeenschap van Aphrodite met Ares te Thebe). Hesiodus beschrijft de komst van de ’uit schuim geborene’ op Cyprus, waar Eros en Himerus haar begeleiden. Latere poëzie verhaalt van de liefde van Aphrodite tot Anchises, Adonis en Butes.

Als godin van de zinnelijke liefde werd Aphrodite aangeroepen bij het huwelijk (in Athene op kaap Colias; in Hermione brachten de meisjes haar vóór het huwelijk offers). Door de hetaeren werd zij vereerd als Πανδημος (ze vierden te harer ere de Adonia en Aphrodisia). Seksuele symbolen vinden wij in de cultus van Aphrodite weinig.

De tempels van Aphrodite waren talrijk (o.a. op Cyprus te Paphus, Idalium, Amathus; verder te Thebe, Corinthe, Sicyon, op Melus, Cythera en Lesbus). Toch vernemen we weinig van feesten of opvallende gebruiken: slechts op Cyprus met zijn Semitische inslag; te Athene werd de tempel van Aphrodite Pandemus door het offer van een duif gereinigd; in Corinthe werd een jaarlijks feest gevierd door de aan de tempel van Aphrodite verbonden hiërodulen. Opmerkelijk is een standbeeld van een bewapende Aphrodite te Sparta. Aan Aphrodite waren gewijd varken, haas, duif en mus, mirte en granaatappel.

ΙΙΙ. In de oudere kunst is Aphrodite alleen door haar attributen van andere godheden onderscheiden. Ze draagt een lang gewaad, dat ze met één hand vasthoudt, in de andere draagt ze een attribuut. Op vazen is dikwijls het Paris-oordeel afgebeeld. Ook vinden wij talrijke spiegelsteunen uit ionisch gebied met haar beeltenis. Het beroemde Aphrodite-beeld van Phidias is verloren gegaan, daarentegen bleef haar beeltenis op de Parthenon-fries (Londen, British Museum) bewaard. Beroemd is verder de z.g. ludovisische troon (’ Aphrodite oprijzend uit de zee’). Sedert de 4e eeuw vC ontstonden de naakte Aphrodite-typen. Door middel van romeinse kopieën (Rome, Vaticaans Museum) kennen wij de z.g. Cnidische Aphrodite van Praxiteles (de godin legt haar gewaad op een hydria alvorens een bad te nemen). Het beroemdst is de Aphrodite van Melus of Milo (in het Louvre). Uit de hellenistische tijd kennen we o.a. de hurkende Aphrodite van Doedalsas, de A. van Cyrene (Rome, Museo Nazionale) en de A Aphrodite van Arles (Paris, Louvre).

Lit. W. H. Roscher/A. Furtwangler (Roscher 1, 390-419). K. Tümpel/F. Dümmler (PRE 1, 2729-2787). A. de Franciscis (EAA 1, 115-128). - L. R. Farnell, Cults of the Greek States 2 (Oxford 1896). H. J. Rosé, Anchises and Aphrodite (Classical Quarterly 18, 1924, 11-16). U. von Wilamowitz-Moellendorff, Der Glaube der Hellenen 1 (1926) 95vv. M. P. Nilsson, Geschichte der griechischen Religion 12 (München 1955) 519-526. [Bartelinkj

< >