Diodorus (Διοδωρος), veel voorkomende griekse eigennaam.
Het bekendst zijn:1. Diodorus Cronus van Iasus (ca. 300 vC), griekse wijsgeer uit de school van Megara. Hij hield zich hoofdzakelijk met logische problemen bezig en trachtte o.a. de argumenten van → Zeno van Elea tegen de beweging te verbeteren. Zijn beroemdste stelling, de z.g. κυριευων, was gericht tegen de mogelijkheid van wat niet werkelijk gebeurt en heeft een belangrijke rol gespeeld in de disputen over de vrije wil. Leerlingen van Diodorus waren → Zeno van Citium en Arcesilaüs van Pitane.
Lit. P. Natorp (PRE 5, 705-707). C. de Vogel, Greek Philosophy 13 (Leiden 1963) 158v.
2. Diodorus van Sinope, griekse blijspeldichter uit de eerste helft van de 3e eeuw vC, broer van de comicus Diphilus. Van zijn werken bezitten we slechts drie fragmenten, waaronder een lofrede op de kunst van de parasiet.
Lit. Fragmenten bij T. Koek, Comicorum Atticorum Fragmenta 2 (Leipzig 1884) en J. Edmonds, The Fragments of Attic Comedy 3 A (Leiden 1961).
3. Diodorus Siculus van Agyrium, griekse geschiedschrijver uit de 1e eeuw vC. Van zijn leven is weinig meer bekend dan dat hij lang in Rome en van 60 tot 56 in Egypte woonde. Diodorus schreef - waarschijnlijk als eerste - een algemene geschiedenis, βιβλιοθηκη getiteld, waaraan hij dertig jaar werkte. Het werk omvatte 40 boeken en beschreef de wereldgeschiedenis van de oudste tijden tot aan Caesars optreden in Gallië en Britannië. Bewaard gebleven zijn de boeken 1 tot en met 5 en 11 tot en met 20; van de overige boeken bezitten we fragmenten en excerpten. De boeken 1, 2 en 3 behandelen de oudste geschiedenis van Egypte, Mesopotamië, Indië, Scythië, Arabië en Noord-Afrika, de boeken 4, 5 en 6 die van Griekenland en Europa; 7-17 bestrijken de tijd van de trojaanse oorlog tot Alexander, 18-40 de periode van de diadochen tot Caesar.
De Bibliotheca van Diodorus is voor het grootste deel onkritisch compilatiewerk uit tientallen vroegere historici, wier gegevens hij inpast in een gebrekkige synthese van griekse en romeinse chronologie. De betekenis van het werk is gelegen in de kennis die het ons verschaft over de gebruikte bronnen. Diodorus taal is de hellenistische koinè, nog niet of nauwelijks beïnvloed door het atticisme.
Lit. Uitgaven: editio princeps: V. Opsopoeus (1539; alleen boeken 16-20). Beste moderne edities: L. Dlndorf, Diodori Bibliotheca 1-5 (Leipzig 1866-1868). F. Vogel/C. Fischer, Diodori Bibliotheca Historica 1-5 (Leipzig 1888-1906). Met engelse vertaling: C. Oldfather e.a., D. of Sicily, Works 1-12 (Loeb Class. Libr. London 1933-1967). - E. Schwartz (PRE 5, 663-704). GGL 2, 403-409. - J. Palm, Ober Sprache und Stil des Diodoros von SizUien (Land 1955). G. Perl, Kritische Untersuchungen zu Diodors ritmischer Jahrzahlung (Berlin 1957). W. Spoerri, Spathellenistische Berichte über Welt, Kultur und Götter, Untersuchungen zu Diodor von Sizilien (Basel 1959). M. Pavan, La teoresi storica di Diodoro Siculo (Rendiconti Accademia dei Lincei 16, 1961, 19-52, 117-151).
[Nuchelmans]
4. Diodorus van Tarsus, een van de belangrijkste vertegenwoordigers van de exegetische school van Antiochië (4e eeuw). Diodorus stamde uit een aanzienlijke familie te Antiochië. Zijn hogere vorming ontving hij te Athene. Socrates (Historia ecclesiastica 6,3) vermeldt dat hij een monniksgemeenschap bij Antiochië geleid heeft. Hier waren Johannes Chrysostomus en Theodorus van Mopsueste zijn leerlingen. Tijdens Julianus Apostata’s verblijf in Antiochië (362-363) kwam Diodorus in conflict met de keizer. Door diens opvolger Valens werd hij naar Armenië verbannen. In 378 werd Diodorus bisschop van Tarsus, in welke hoedanigheid hij het concilie van Constantinopel (381) bijwoonde. Zijn dood valt vóór 394.
De werken van Diodorus moeten zeer talrijk geweest zijn, maar er bestaan nog slechts fragmenten van. Zijn tegenstanders hebben talrijke werken vernietigd: de veroordeling van leerstellingen van zijn leerling Theodorus en naderhand van Diodorus zelf heeft sterk negatief gewerkt. In 499 werd het werk van Diodorus op een synode te Constantinopel veroordeeld (door een te sterke scheiding van het goddelijke en menselijke in Christus heeft hij het nestorianisme voorbereid). In zijn bijbelcommentaren toont Diodorus zich een overtuigd aanhanger van de antiocheense school (met haar historische en grammaticale methode). Verder heeft Diodorus dogmatische, polemische en apologetische traktaten geschreven (o.a. een uitgebreid werk tegen de manicheeën). Ook op astronomisch gebied moet Diodorus ervaren geweest zijn. Photius haalt uitgebreide passages aan uit een werk ’Tegen de astronomen, astrologen en het noodlot’.
Lit. Uitgaven: MPG 33, 1561-1628; 86, 1385-1388. Syrische fragmenten: P. de Lagarde, Analecta syriaca (Leipzig/London 1858) 91-100. M. Brière, Fragments syriaques de Diodore de Tarse réédités et traduits pour la première fois (Rev. de l’Orient chrét. 10, 1946, 231-283). J. Deconinck, Essai sur la chaîne de l’Octoteuque avec une édition des Commentaires de Diodore de Tarse qui s’y trouvent contenus (Paris 1912). K.Staab, Pauluskommentare aus der griechischen Kirche (Münster 1933) 83-112. M. Richard, Les traités de Cyrille d’Alexandrie contre Diodore et Théodore et les fragments dogmatiques de Diodore de Tarse (Mél. Grat 1, Paris 1946, 99-116). - P. Godet (DTC 4, 1363-1366). - Bardenhewer 3, 304-311. Quasten 3, 397-401. - A. von Harnack, Diodor von Tarsus. Vier pseudojustinische Schriften als Eigentum Diodors nachgewiesen (TU 21, 4, Leipzig 1901; Hamacks opvatting is af te wijzen). P. Doll. De Diodori Tarsensis libro κατά ειμαρμενες (Bonn 1923). R. Abramowski, Untersuchungen zu Diodor von Tarsus (ZNW 30, 1931, 234-262). L. Mariés, Études préliminaires à l’édition de Diodore de Tarse ’Sur les psaumes’ (Paris 1933). E. Schweizer, Diodor von Tarsus als Exeget (ZNW 40, 1940v, 33-75). R. Leconte, L’Asceterium de Diodore (Mél. Robert, Paris 1957, 531-536). [Bartelink]