Woordenboek der oudheid

Prof. dr. J. Nuchelmans - Dr. J.H. Brouwers (1976)

Gepubliceerd op 21-02-2025

AËTIUS

betekenis & definitie

Aëtius (Αετιος), naam van:

1. Aëtius, griekse schrijver die ca. 100 nC in een Eυναγωγη περι των αρεσχοντων (Verzameling van leerstukken) de leerstellingen van een aantal wijsgeren bijeenbracht. Belangrijke uittreksels uit dit werk zijn bewaard gebleven in (pseudo-)Plutarchus’ Περι των αρεσκοντων φιλοσοφοις (Leerstukken der wijsgeren over de natuur), bij Johannes Stobaeus (5e eeuw nC) en bij Theodoretus van Cyrus (5e eeuw nC). A.’ verzameling is voor ons een belangrijke bron voor de kennis van wijsgeren wier werk geheel of voor een groot deel verloren is gegaan.

Lit. Uitgave: H. Diels, Doxographi Graeci (Berlin 1879) 273444. Inleiding ib. 45w. [Nuchelmans]

2. Aëtius van Antiochië (ca. 300-366), een aanhanger van het arianisme, dat hij in geschriften verdedigde en waarvan hij de beginselen tot het uiterste doorvoerde. Zijn leer wordt wel aëtianisme (anhomoeïsme) genoemd. Hij verkondigde de absolute ongelijkheid van Vader en Zoon. Aëtius was een bekwaam dialecticus, geschoold in de filosofie van Aristoteles. Zijn geschriften hadden grotendeels de briefvorm (Socrates, Historia ecclesiastica 2,35). Een kort geschrift van hem is bewaard gebleven (Epiphanius, Adversus Haereses 76, 11). Volgens Epiphanius zou Aëtius 300 korte thesen (kephalaia) opgesteld hebben van het genre dat hij citeert. Een bekend leerling van Aëtius is Eunomius.

Lit. MPG 42, 534-546. Bardenhewer 3, 239. V. Grumel, Les textes monothélites de Aétius (EO 32, 1929, 159-166). De Ghellinck, Quelques appréciations de la dialectique et d'Aristote dans les conflits trinitaires du IVe siècle (RHE 26, 1930, 5-42 over het aristotelisme van Aëtius). [Bartelink]

< >