(John) Engels dichter (Burley-in-Wharfedale, Yorkshire, 2 Aug. 1858 - Ditchling Common, Sussex, il Aug. 1935), vertoonde in zijn eerste bundel invloeden van Keats en Tennyson; zijn later werk wordt echter minder gekenmerkt door lyrische bewogenheid dan wel door een evenwichtige, beschouwende geest, waaraan ook de klassieke rust en helderheid van zijn stijl moeten worden toegeschreven. Niettemin blijkt uit zijn vele politieke verzen met hun felle critiek een grote vurigheid.
In 1917 werd hij in de adelstand verheven.Bibl. (voorn. werken) : The Prince’s Quest (1880) ; Wordsworth’s Grave (1890); Lachrymae Musarum (1892); The Eloping Angels (1893) ; Odes and Other Poems (1894); The Father of the Forest (1895); The Year of Shame (1897); The Heralds of the Dawn (1912, met bibliogr.) ; The Poems of Sir W. W., 1878-1935 (1936).
Lit.; W. Archer, in: Poets of the Younger Generation (1902).