thans gevestigd te Düsseldorf, ontstond uit de in 1873 te Gelsenkirchen opgerichte Gelsenkirchener Bergwerke A.G. Deze maatschappij richtte in 1926 met nog zes andere ondernemingen — waarvan de Phoenix A.G.für Bergbau und Hüttenbetrieb, de Vereinigte Stahlwerke van der typen und Wissener Eisenhutten A.G. en de Rheinische Stahlwerke de belangrijkste waren — de Vereinigte Stahlwerke te Essen op, welke maatschappij zich zowel met de steenkolenwinning als met de staalproductie ging bezighouden.
De gedachte, die bij het vestigen van de nieuwe steenkool- en staalonderneming voorzat, was het bereiken van een kostenbesparing door het concentreren van een deel der productieprocessen van de oprichtende maatschappijen en het opzetten van een nieuwe organisatie op handels-economisch en technisch gebied.
Toen bleek dat de concentratie gunstige resultaten afwierp, besloten drie van de oprichters t.w. de Gelsenkirchener, de Phoenix en Van der Zypen und Wissener, die gezamenlijk de meerderheid der aandelen in de Vereinigte Stahlwerke bezaten en onderling ook anderszins reeds in belangrijke mate verbonden waren, tot een verdere fusie. Deze fusie, die een zeer gecompliceerd beeld vertoonde — de Gelsenkirchener Bergwerke A.G., die haar naam in Vereinigte Stahlwerke A.G. veranderde, fungeerde hierbij als opnemende maatschappij — had tot resultaat dat de nieuwe Vereinigte Stahlwerke A.G., nu gevestigd in Düsseldorf, houdstermaatschappij van een dertiental exploitatie-ondernemingen werd en bovendien nog vele andere deelnemingen kreeg te beheren. De nieuwe onderneming gaf tegenover de deelnemingen een kapitaal van 560 millioen R.M. uit. Het concern omvatte bij de aanvang 39 bedrijfsgroepen, die gezamenlijk vele hoogovens, gieterijen, walserijen en staalverwerkingsbedrijven exploiteerden; voorts controleerde het verschillende mijn- en andere grondstoffenondernemingen.
In de jaren voor Wereldoorlog II werden voortdurend nieuwe belangen verkregen, het aantal werkmaatschappijen werd tot 22 uitgebreid, en de productie werd regelmatig opgevoerd. De in- en verkoop trachtte men zoveel mogelijk te centraliseren: zo werd de buitenlandse afzet geheel ondergebracht in de Stahlunion-Export G.m.b.H. welke 175 filialen en vertegenwoordigingen, over de gehele wereld verspreid, kreeg te beheren. In 1940 bereikte de productie, toen nagenoeg geheel ingesteld op de behoeften van het leger, haar hoogtepunt; in dat jaar vonden ruim 200 000 mensen werk in de bedrijven van het concern. Wereldoorlog II deed de productie afnemen tot op minder dan een kwart van het vooroorlogse peil; toen de geallieerde legers het Ruhrgebied binnenrukten kwam ze ten slotte geheel stil te liggen.
De bezettingsautoriteiten brachten de Vereinigte Stahlwerke onder controle van de North German Iron & Steel Control en de North German Coal Control. Omdat men in de enorme concentratie van economische macht een blijvende bedreiging voor de vrede zag, werden maatregelen getroffen om het concern te ontbinden; dientengevolge werden vele dochterondernemingen wederom zelfstandig. Ook gelastten de militaire autoriteiten om tot demontages over te gaan, maar op herhaald verzoek van Duitse zijde werden deze voor een groot gedeelte niet uitgevoerd of stopgezet. Ondanks alle moeilijkheden kwam het productieproces toch gedeeltelijk weer op gang.
j. E. ANDRIESSEN.