ook Goliarden, is in het bijzonder de aanduiding van de rondreizende studenten (clerici vagi) uit de Middeleeuwen, die als het ware een afzonderlijke stand vormden en vooral in de bewegingen op geestelijk gebied van de 12de en 13de eeuw een scherp omschreven richting vertegenwoordigden. Zij trekken veelal van land tot land, van het ene bisschopshof naar het andere en worden als vrolijke gasten, die van wijn, spel en liefde weten te zingen, overal goed ontvangen.
Wij horen het eerst van hen in de 11de eeuw; de 12de eeuw is hun bloeitijd. Uit hun kringen zijn o.a. de Cambridge-liederen (ca 1050), later de Carmina Burana (na 1225) voortgekomen. Hun liederen hebben op de Minnezang belangrijke invloed uitgeoefend. Een der bekendste vertegenwoordigers van de Vaganten is de Archipoeta.Lit.: H. Süssmilch, Die latein. Vagantenpoesie des 12. u. 13. Jhts als Kulturerscheinung (1918); J. J. A. A. Frantzen, Zur Vagantendichtung,Neoph. 5(1920); H. Brinkmann, Werden und Wesen der Vaganten, in Preussische Jahrbücher 195 (1924); P. Lehmann, Vagantenpoesie, in: Neophilologus 9 (1924); Carmina Burana, hrsg. v. A. Hilka u. O. Schumann, I (Heidelberg 1930), 82 e.v.; M. Bechthum, Beweggründe und Bedeutung des Vagantentums in der latein. Kirche des Mittelalters (Jena 1941); J. v. Mierlo, Vagantenliteratuur, in: Album F. Baur, II (Antwerpen 1948); H. Waddell, Wandering Scholars (1927, herdr. 1949); Carmina Cantabrigiana, Textausg. v. W. Buist (Heidelberg 1950).