stichter onder Hendrik VIII van de Kerk van Engeland (Aslacton, Nottinghamshire, 2 Juli 1489 - Oxford 21 Mrt 1556), studeerde in Jesus College te Cambridge, werd 1523 doctoren 1524 professor in de theologie. Hij is degene geweest, die koning Hendrik VIII, toen hij van zijn eerste gemalin wenste te scheiden, de raad heeft gegeven, het oordeel van de Universiteiten in te winnen.
Er was geen sprake van dat het Cranmer kon gelukken, te Rome iets naar de zin van de koning te bereiken, wel verkreeg hij op reis in Duitsland relaties van betekenis met de Hervormers aldaar. Reeds vóór zijn wijding tot priester weduwnaar geworden, sloot hij een tweede huwelijk met een nicht van Osiander. In 1533 werd hij aartsbisschop van Canterbury, niet naar eigen, maar naar koninklijke wens. Als zodanig heeft hij in bijna alle opzichten met Hendrik VIII, ook in diens huwelijkszaken, doch tegelijk met een diep inzicht in wat nodig en wat mogelijk was voor het Engelse volk in deze revolutionnaire tijd, medegewerkt.
In tegenstelling tot vele anderen is hij daarbij steeds volkomen onbaatzuchtig geweest. In 1534 aanvaardde de Convocation, waarvan hij ambtelijk voorzitter was, de Act of Supremacy, waarmede de koning de Kerk in Engeland losmaakte van het pauselijk gezag en zelf haar Governor werd. In theologisch opzicht heeft Cranmer zwenkingen gemaakt, eerst onder Lutherse, later meer onder Gereformeerde invloed staande. Met omzichtigheid heeft hij zich tegen de koning verzet in de dagen van het zgn. bloedige statuut en eerst na Hendriks dood kon Cranmer de uitgave van het Book of Common Prayer en van de Geloofsartikelen (toen nog 42) tot stand brengen.
De troonsbestijging van Mary Tudor en het herstel van de Rooms-Katholieke Kerk in Engeland betekenden zijn dood, die na een pijnlijk proces, bekend door tijdelijke herroepingen van Cranmer, de ten slotte volkomen standvastig geworden man door het vuur tot martelaar maakte. In theologisch opzicht heeft Cranmer veel voor zijn Kerk en volk gedaan, behalve door de genoemde onschatbare uitgaven ook vooral door de bevordering van en medewerking aan de Engelse Bijbeluitgave, de zgn. Great Bible van 1540, waarvoor hij de praefatie schreef, die zijn eigen overtuiging inzake de Bijbelboeken, als „the instruments of our salvation”, mede met het gezag van de grote kerkvaders, geheel naar de stijl, die aan de Kerk van Engeland bijgebleven is, duidelijk uitspreekt. Het Book of Homilies, met een drietal van Cranmer zelf over het heil, over het ware, levende en Christelijke geloof en over de goede werken (1547), was een belangrijke uitgave voor het leven van de Kerk, nog vóór het Book of Common Prayer uitgegeven kon worden.PROF. DR J. N. BAKHUIZEN VAN DEN BRINK
Bibl.: Works of Th. G. (Parker Soc., Cambridge 1844); Bishop C.’s Recantacyons, ed. Gairdner (1885); Writings and Disputations relative to the Sacrament of the Lord’s Supper, ed. J.
E. Cox (1844); Miscellaneous Writings and Letters, ed. J. E.
Cox (1846); brieven in The Calendar of State Papers, Domestic en Foreign Series.
Lit.: John Foxe, Acts and Monuments (1576); J. Strype, Memorials of Archbishop C. (n. uitg. 1840); A. F. Pollard, Cr. (1904); A.
F. Pollard, Th. C. and the English Reformation (2de dr. 1926); C. H.
Smyth, C. and the Reformation under Edward VI (1926); G. B. Timms in Church Quarterly Rev. dl 143 en 144 (1947); H. Maynard Smith, Henry VIII and the Reformation (1949).