een antibioticum, dat in 1944 door Schatz, Bugie en Waksman is ontdekt. Zij vonden, dat een cultuurfiltraat van Actinomyces griseus de groei remde van een aantal Gramnegatieve bacteriën (o.a. coli-bacteriën, Proteus) en van tuberkelbacteriën.
De werkzame stof werd streptomycine genoemd. Mede op grond van dit onderzoek is in 1952 aan Waksman de Nobelprijs toegekend. In de kliniek is dit antibioticum zeer werkzaam gebleken tegen infecties met genoemde bacteriën. Als nadeel geldt, dat voor streptomycine gevoelige bacteriën tijdens behandeling gemakkelijk ongevoelig voor streptomycine kunnen worden, zodat verdere behandeling dan geen resultaat meer heeft. Ook geeft streptomycine meer vergiftigingsverschijnselen dan bijv. penicilline. Bij de vroeger gebruikte hogere dosering gedurende lange tijd ontstond vrijwel altijd duizeligheid, door aantasting van de achtste hersenzenuw die het evenwichtsorgaan innerveert, en soms doofheid. Bij kortdurende behandeling en bij de intermitterende behandeling om de 1 of 2 dagen, die nu in combinatie met P.A.S. bij de tuberculose wordt toegepast, zijn deze gevaren niet te duchten.