eig. Lars Olof Jonathan Söderblom, Zweeds theoloog en kerkleider (Trönö 15 Jan. 1866 - Upsala 12 Juli 1931), was hoogleraar in de godsdienstgeschiedenis te Upsala en Leipzig, daarna Luthers aartsbisschop van Upsala. Hij heeft zich een grote naam gemaakt als godsdiensthistoricus, vooral door zijn boek Das Werden des Gottesglaubens, waarin hij voor het eerst de primitieve religies naar haar voornaamste structuren ordende en beschreef (zie dynamisme, animisme, oermonotheïsme) en de categorie van het Heilige invoerde, die later door Rud.
Otto zulk een grote rol in de godsdienstgeschiedenis zou spelen. Een niet minder grote bekendheid verwierf Söderblom zich als aanstichter en leider van de oecumenische beweging. Op zijn aandringen kwamen voor het eerst na Wereldoorlog I vertegenwoordigers van verschillende kerken te Wassenaar bijeen, terwijl de grote kerkconferentie te Stockholm (1925) onder zijn leiding stond. Hij verkreeg in 1930 de Nobelprijs voor de vrede.Bibl.: Les Fravashis (1899); Religionsproblemet inom katolicism och protestantism (1910); Natürliche Theologie und allgemeine Religionsgeschichte (1913); Gudstrons uppkomst (1914); Das Werden des Gottesglaubens (1926); Humor och melankoli och andra Lutherstudien (1919); Einführung in die Religionsgeschichte (1920); Christian Fellowship (1923); Kristi pinas historia (1928, ook i. h. Ned. vert.). Tal och skrifter (6 dln, 1931 vlg.); The Living God (1933); The Nature of Revelation (1933).
Lit.: T. Andrae, N. S. (5de dr. Uppsala 1932, Ned. vert. 1935); J. M. van Veen, N. S., diss.
Groningen (1940); W. J. Aalders en G. v. d. Leeuw, in: Stemmen d. Tijds, 1931, II, blz. 129 v.