noemt men drie, tussen Pruisen en Oostenrijk, om het bezit van Silezië gevoerde, oorlogen. De eerste twee behoren tot de Oostenrijkse Successieoorlog.
Eerste Silezische Oorlog (1740-1742). Op zeer losse gronden maakte Frederik II bij de dood van Karel VI aanspraak op een aantal Nedersilezische hertogdommen. Feitelijk deed hij niets dan profiteren van de moeilijkheden, waarin Maria Theresia geraakt was. In Dec. 1740 rukte hij met 21.000 man het land binnen. In Mrt 1741 viel de vesting Glogau; 10 Apr. versloeg Frederik een Oostenrijks leger, dat uit Bohemen was komen opmarcheren bij Mollwitz en daarop moest ook Brieg capituleren. Nu kwam Maria Theresia middelerwijl in grote nood door haar andere vijanden.
Frederik sloot wel een bondgenootschap met Frankrijk (5 Juni), maar spande zich niet erg meer in. Zelfs sloot hij in Oct. een voorlopige vrede, maar toen de Oostenrijkers die aan Frederiks bondgenoten verrieden, trad hij dadelijk weer krachtiger op. De Pruisische generaal Schwerin drong in Moravië door en nam Olmütz (26 Dec.), Frederik zelf versloeg de prins van Lotharingen, die op weg naar Praag was, bij Chotusitz (12 Mei 1742). Wenen was thans bereid vrede te sluiten. 11 Juni liet Frederik opnieuw zijn bondgenoten in de steek en verkreeg Silezië tot de Oppa benevens het graafschap Glatz bij de voorlopige Vrede van Breslau, die 28 Juli te Berlijn bevestigd werd.
De Tweede Silezische Oorlog (1744-1745) brak uit, toen het Maria Theresia zo goed ging in de Oostenrijkse Successieoorlog dat Frederik voor Silezië ging vrezen. Zijn leger trok, nadat hij zijn verbond met Frankrijk vernieuwd had (5 Juni 1744), Bohemen binnen. Maar het werd door prins Karel van Lotharingen daar weer uit verdreven. Ook was Saksen nu Frederiks vijand geworden en hielp Frankrijk vrij slapjes. De Oostenrijkers drongen nu op hun beurt Silezië binnen, maar werden door Frederiks mooie overwinning bij Hohenfriedberg (4 Juni 1745) verdreven. Bij een nieuwe Pruisische inval in Bohemen wist Frederik een aanval van prins Karel van Lotharingen bij Soor (30 Sept.) af te slaan, maar moest toen weer terug.
Op zijn beurt pareerde hij een Oostenrijkse aanval in de Lausitz bij Katholisch-Hennersdorf (23 Nov.). De vrede kwam tot stand (te Dresden 25 Dec.), doordat Frederiks veldheer Leopold von Anhalt de Saksers verpletterd had bij Kesselsdorf (15 Dec.), waarop de Pruisische koning zijn intocht in de Saksische hoofdstad gehouden had. Weer stond Maria Theresia Silezië af, Saksen betaalde een oorlogsschadeloosstelling.
Derde Silezische Oorlog (1756-1763) zie Zevenjarige Oorlog.
Lit.: Die Kriege Friedrichs des Groszen, uitgave van de Duitse generale staf (6 dln, 1890-1896); Oesterreichische Erbfolgekrieg, 9 dln (Wien 1896-1914); De Broglie, Frédéric II et Marie Thérèse (2 dln, 1882); Von Hoen, Der Erste und Zweite Schlesische Krieg (1907); R. Koser, Der Zerfall der Koalition von 1741 gegen Maria Theresia (Berlin 1914); R. Becker, Der Dresdener Friede und die Politik Brühls (Leipzig 1902).