Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

SECKEL, emil

betekenis & definitie

Duits rechtsgeleerde (Neuenheim, Heidelberg, 10 Jan. 1864 - Berlijn 26 Apr. 1924), studeerde in Tübingen en in Leipzig, maakte grote studiereizen en werd in 1895 privaatdocent in Berlijn, in 1898 buitengewoon en in 1901 gewoon hoogleraar aldaar. Zijn gehele leven is aan de wetenschap en het onderwijs gewijd geweest.

Hij was de grootste kenner van het middeleeuwse recht, allereerst van het Romeinse en het canonieke, maar tevens van het Germaanse. Daarnaast was hij het geldende Duitse burgerlijk recht en het oude Romeinse recht geheel meester. Tot grote publicaties is hij niet gekomen, maar zijn vele kleinere behoren stuk voor stuk tot het grondigste en voortreffelijkste dat over zo uiteenlopende onderwerpen geschreven is; het meeste bleef ongepubliceerd omdat het hem nimmer bevredigde.Bibl.: Beiträge zur Gesch. beider Rechte im Mittelalter (1898); Distinctiones Glossatorum (in: Festschr. f. Martitz, 1911); (met W. Schubart) Der Gnomon des Idios Logos (1919); bewerking v. Heumann’s Handlexikon z. d. Quellen d. röm. Rechts (1926); Das röm.

Recht u. s. Wissenschaft (Berliner Rektoratsrede, 1920); Über Krieg und Recht in Rom, Rede (1915).

Lit.: E. Genzmer, in: Zeitschr. f. Rechtsgesch. R. A. 46 (1926), blz. 216-263; P. Abraham, E.

S. Eine Bio-Bibliographie (Berlin 1924).

< >