Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 28-12-2022

Roelof BIJLSMA

betekenis & definitie

wiens naam in latere jaren werd uitgesproken als Bielsma, Nederlands rijksarchivaris (Lochem 23 Febr. 1880-Vaassen 28 Jan. 1947), woonde sinds 1892 te Middelburg, werd juridisch student te Utrecht 1898, promoveerde aldaar op stellingen 1903, werd adjunctcommies op het gemeente-archief te Rotterdam 1903, bevorderd tot adjunct-archivaris 1907; was chartermeester aan het rijksarchief te ’s-Gravenhage (afd. koloniale archieven) sinds 1916, rijksarchivaris sinds 1922, algemeen rijksarchivaris van 1933 tot '945- In zijn ambtsperiode vielen de moeilijke jaren der bezetting, doch hij kon ongeschonden het rijksarchief in 1945 aan zijn opvolger jhr mr D. P.

M. Graswinckel overgeven.MR H. F. WIJNMAN

Bibl.: Het archief van de gemeente Delfshaven (Rott. 1909); De archieven der gemeenten Kralingen, Charlois en Katendrecht (Rott. 1909); Rotterdams welvaren 1550-1650 (’s-Grav. 1918); De regeeringsarchieven der geünieerde en der nader geünieerde Ned. provinciën 1576-1588 (’s-Grav. 1926); verder talr. inventarissen vooral van Oost- en Westindische archieven in de Verslagen omtrent ’s Rijks oude archieven sinds 1916 en art. o.a. in het Rott. Jaarboekje en Nijhoff’s Bijdragen voor vad. gesch. en oudh.kunde.

Lit.: W. J. Formsma en B. van ’t Hoff, Repertorium van inventarissen van Ned. archieven (Gron. 1947); W. S.

Unger, In memoriam R. B., in het Ned. archievenblad LIl (1947/48), 1.

< >