Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 04-07-2022

Nicolaas japikse

betekenis & definitie

Nederlands historicus (Joure 29 Nov. 1872-’s-Gravenhage 14 Mrt 1944) studeerde te Leiden in de letteren en promoveerde er in 1900. Korte tijd was hij leraar aan het gymnasium te ’s-Gravenhage en werd in 1910 onderdirecteur van het bureau voor ’s Rijks Geschiedkundige Publicatiën; in 1918 volgde hij Colenbrander op als directeur van dit bureau, terwijl hij in 1928 tevens directeur van het Koninklijk Huis-Archief werd.

Van 1912 tot zijn dood was hij redacteur van de Bijdragen voor Vaderlandsche Geschiedenis en Oudheidkunde, waarin hij speciaal de literatuur-overzichten schreef. Zijn aandacht ging vooral uit naar de politieke geschiedenis der 17de eeuw en de plaats daarin ingenomen door het Oranjehuis. In de jaren na 1918 trok hem ook bijzonder de internationale politiek, die tot Wereldoorlog I leidde. Hoewel geenszins zonder bepaalde mening, trachtte hij zeer sterk objectief te zijn; nauwkeurigheid was een bijzondere deugd van Japikse’s wetenschappelijke werk.Bibl.: De verwikkelingen tusschen Engeland en de Republiek 1660-1665 (1900); Brieven van en aan Johan de Witt (9 dln, 1909-1922, Werken Hist. Genootschap, voorbereid door R. Fruin; Resoluties der Staten-Generaal, 1576-1609 (10 dln verschenen, 1914-1930); Correspondentie van Willem III en Hans Willem Bentinck (5 dln, 1927-1937); Correspondentie van Willem I, prins van Oranje (I, 1934); Staatkundige Geschiedenis van Nederland van 1887-1917 (1919); Die Stellung Hollands im Weltkrieg (1923); Europa en Bismarcks vredespolitiek (1925) 5 Johan de Witt (i9t5); Prins Willem III (2 dln, 1930-1933) 5 De uitbarsting (1936); Geschiedenis van het Huis Oranje Nassau (2 dln, 1938); Handboek tot de Staatkundige Geschiedenis van Nederland (met I. Gosses, 1920, 3de dr. 1947).

Lit.: A. A. v. Schelven, N. J. (in Jaarb. v. d. Mij der Ned. Lett. 1946).

Autobiogr. in: Die Gesch. Wissenschaft in Einzeldarstellungen II (1926).

< >